Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/208

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XI.
De Kanselier van Gelderland heeft het ook druk.




»Elbert! denkt gij uit te gaan?"

»Ja, Barbara! zoo aanstonds…"

»En nog wel in volle statie, naar ik merk; uw zijfluweelen wambuis en tabbaard aan; de zwart satijnen hozen; den pronkdegen op zijde; de fijnste kanten bef om, die pas van de plooister komt, en den hals getooid met den gouden keten, dien de oude Prins u gaf."

»Dat komt, me lieve! ik ga naar den jongen Prins."

»Naar den Graaf Maurinck?"

»Juist."

»Neen, heer doctor! dat is onaardig van u; kost ge daartoe dan geen ander uur kiezen? ik was juist bij u gekomen om allerlei met u te bespreken…"

»Gelief dat uit te stellen tot ik keere, Barbara…!" en de voortvarende staatsman, die zijne minuten woog, en zag dat zijne gade nog geen plan had hem alleen te laten, begon een der pakketten te openen die op zijne tafel lagen, en doorzag terloops den inhoud.