Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/221

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Hoe! wat?" riepen Maurits en Barneveld tegelijk, »gij meent dus, dat men verdenking heeft op dat schrijven?"

»Ik heb er de zekerheid af. Men vreesde, dat Zijne Excellentie zich aan Frankrijk zou ligueeren, om met Spanje een afzonderlijken vrede te sluiten."

»Vrede met Spanje? Zijne Genade zou op vrede peizen, terwijl ik Advocaat van Holland ben?" riep Barneveld met ergernis, en op een toon, die vrij aanmatigend klonk tegenover den Stadhouder; maar deze scheen daarover niet gebelgd, veeleer scheen hij dankbaar voor den tegenzin, dien de Advocaat blijken liet, en hij antwoordde gulgauw:

»Voorwaar, dat neme ik dankelijk aan, dat gij mij beter kent. Vrede? ik zou den vrede willen? Ik, die pas eene enkele male het zoet der krijgsdaden heb gesmaakt? Neen, bei Gott! met mijn wil geen vrede, dan dien ik zal voorschrijven met den degen in de hand, op ’s vijands overwonnen grondgebied."

De Kanselier zag op dien jongen Vorst vol brandenden krijgslust, met een blik van bewondering, maar ook van weemoed. Een leven vol roem- en glorierijke daden spelden hem dat oog vol vurigen en vasten moed, die trekken vol kracht en waardigheid, die hem vorst zouden gemaakt hebben onder een dorperskleed, nu nog door het liefelijk waas der teere jeugd verzacht. Zeker dacht hij in, met pijnlijke bezorgdheid, — de man, die de lange worsteling van den vader had overzien, — hoeveel de zoon nog te doorleven zou hebben, eer die was, waar hij komen moest; — hoe noodig die opbruisende moed nog diende getemperd, en hoe moeizaam een zulke gloed zich matigen liet, wanneer die eens bandenvrij zoude uitslaan; en ’t was zeker dáárom, dat hij op zijn zachtsten, kalmsten toon hernam, als ving hij zelf die zware taak reeds nu aan:

»Bedenk, doorluchtigste Heer! dat uwe verwantschap met het Fransche Hof, de oude relatiën van den Prins, uw vader, en