Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

meesterschap van Spanje, hetzij onder de bescherming van Frankrijk…,

»Het ware wenschelijk, dat de Staten en de Advocaat daarvan de volle verzekerdheid hadden; mij dacht, dat zou hen krachtiglijk aanzetten, om meer opening van zaken te geven, en meer consideratie aan den Graaf," zei van Brakel.

»Integendeel, jonker! ik geloof, dat de onzekerheid, of Hare Hoogheid de protectie en den onderstand zal continueeren al dan niet, nog het éénige middel van bedwang en invloed is, dat de Koningin en haar dienaren hier is gebleven…, en zoo ik niet zeker ware, dat Hare Majesteit nauwelijks trouwer en ijveriger voorstanders bezit in hare eigene onderdanen, dan in den heere van Brakel, ik had mij voor een vreemd oor niet dus uitgelaten… Het blijve dus hier."

»Dat geeft niet veel moed voor het aannemen der Souvereiniteit door de Koningin," zuchtte van Brakel; »dat toch hier door zoovele oprechte patriotten en weldenkende liefhebbers van \’t Vaderland en der religie vuriglijk gewenscht wordt, als het éénige, dat vastheid en klem zou geven aan de regeering, vertrouwen onderling vestigen en de samenwerking daarstellen van allen , aanzienlijken en geringen, tot één doel."

»Bravo! dat heet ik spreken; al had ik de stem niet verstaan, uit de ronde en cordate taal zou ik mijn vriend Reinier van Azewijn hebben herkend." Het was Prouninck, die met deze woorden binnentrad…

De deurwaarder, een Utrechtsch stadsdienaar, had zijn Burgemeester niet durven zeggen, dat zelfs hij behoorde aangediend te worden, vóór hij kon binnentreden. Die vier mannen, hoewel niet allen eensgestemd omtrent den persoon des Graven van Leycester, waren het toch genoeg eens omtrent het wenschelijke van de voortdurende betrekking der Koningin van Engeland tot de Nederlandsche Provinciën, dat zij in redelijke eenstemmig-