Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/175

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

stierf, en hij alleen een dof: »liever niet!" hooren deed, waarop de la Rivière vervolgde:

»'t Is ook onnoodig, het geval zal zich niet voordoen, alleen mag ik u niet onbewust laten van dit eene, dat ik in zulk geval handelen zou, niet dreigen, en dat ik ge ene halve maatregelen zou nemen, maar AFDOENDE…" Dat laatste sprak de Fransche edelman bijna fluisterend, alsof zijne stem hem begaf; maar luid en krachtig, en als met eene opwelling van lang weerhouden gevoel, waaraan hij moest toegeven, voegde hij er bij: »Floris! Floris! verhard u niet tegen mij;… want ik zou doen wat ik moest, en gij zoudt al te ongelukkig zijn!" Maar het was of Floris reeds verhard was en dien toon van teederheid niet meer wist te verstaan, want hij riep wild en dreigend:

»Mijnheer de la Rivière, als ik tot wanhoop gebracht worde, sta ik niet voor mij zelven in!"

»Dat is ook niet noodig, als het zoo ver komt sta IK in voor u!" De la Rivière wist het beter dan iemand dat hij hier een macht. woord sprak, dreigend van klank, maar zinledig van beteekenis. Geen mensch kan voor zich zelven instaan, veel min voor een ander mensch, zij die andere ook een onmondige, op wien men zich iedere soort van heerschappij is bewust; maar het was, een hachelijk oogenblik, een uiterst geval, waarin het de vraag werd zijn overwicht voor altijd te verliezen, of ruw door te tasten, en in zulk een oogenblik was het van betere hulp de verbeelding te treffen, door een aangrijpend machtwoord, dan het verstand te voldoen door eene onomstootbare sluitrede. En er was iets ontzettends in de stoutheid van die uitspraak, waardoor die man zoowel zijne eigen voor niets terugwijkend meesterschap, als de volkomene afhankelijkheid van den overheerde, als met één trek kenmerkte, en dat ontzettende werd verhoogd door iets, dat voor het eerst den jonkman trof: die blik uit zijne fonkelende zwarte oogen, die blik waarvoor wij den Burgemeester te midden zijner ruwe drift hebben zien terugdeinzen, en wiens uitwerking op den jongen Graaf geene zwakkere was; want terwijl hij te voren de heftigheid zijner woorden met een driftig heen en weer treden, en met levendige gebaren van spijt en toorn had begeleid, bleef hij nu een oogenblik roerloos staan, als in aarzeling of hij zou wegvlieden, dan wel nader treden, en koos daarop zijne partij tot het laatste, terwijl hij in hevige ontroering uitriep: »Maar…