Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/203

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te overwinnen. Ik misken niet uwe ervaring, maar… ik spreek uit de mijne, ik zelf heb eene liefde in ’t hart, waartegen alle uiterlijke omstandigheden samenzweren, en toch… ik hoop daarover te zegevieren… eenmaal zeker…"

»Gij, dat is wat anders, in de volle kracht des levens en van een vast mannelijk karakter; maar, Floris… staat niet in zulke conditiën, hij is bekwaam tot een coup de tête, doch hij heeft niet en hij zal nooit hebben de vastheid van geest, die er noodig is tot een aanhoudenden weerstand. Hij heeft niets van de onverzettelijkheid zijns vaders tenzij… en ziedaar wat mijn zwaarste kamp is — zijne moeder hem door de hare weet te inspireeren hetgeen in dezen, zooals gij begrijpen zult, wel niet zijn zal. De Gravin ziet reeds om, naar zijne aanstaande bruid onder de Duitsche vorstendochters, en gij zult mij toestemmen dat het geene gewone middelen van contrainte zouden zijn, die men zou aanwenden, als er eens tot dwang zou moeten besloten worden, dat God Almachtig verhoede… Want niet slechts zou zijn harte daaronder bloeden, maar ook de ziele bedorven worden, onder de worsteling van list tegen geweld, die dan zou aanvangen. Men gaat hier zeer despotisch te werk in deze republiek met de personen in wie men, om welke redenen dan ook, belang stelt, en een wenk aan mijnheere den Advocaat van Holland…"

»Maar die wenk zou dan toch door u moeten gegeven worden?"

»Dat is juist mijne vreeze, dat ik geen meester zal blijven van de positie, dat een vermoeden van den Burgemeester, of van wien ook, tot onverstandige tegenwerking zou leiden, die te onmachtig om iets te verhinderen, en toch te ondragelijk om niet tot wederstand te prikkelen, alle driften te zamen zou ontvlammen, en ten laatste eene uitbarsting daarstellen, die mij dwingen zoude eenige tusschenkomst in te roepen, die krachtig, maar verpletterend zoude werken. Ook neme ik liever alle verantwoordelijkheid van ’t geen komen zal voor mij alleen, dan tot zulk einde den weg te bereiden, door de anderen voorkennis te geven van ’t geen er bij Floris omgaat! Gave God, beste Heer dokter, dat ik drie maanden met hem reizen kon, ik alleen, dat zou voor alles het beste en noodigste zijn!"

»Welnu, is dat zóó gansch onmogelijk?"

De la Rivière glimlachte smartelijk. »Het aanzoek reeds zou