Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/271

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

eene beleefdheid te doen en der regeering tevens een compliment te maken, door dat feest op te luisteren met een schutterlijken optocht van de gezamenlijke hand- en voetboogschutteren, die zich zouden vereenigen, om in den avond bij toortslicht, onder trommelslag en trompetgeschal hun feestelijken groet te bieden aan het verzameld aanzienlijk en hooggeleerd gezelschap. Het was niet vreemd, dat de schutter-overlieden en kapiteinen zich daartoe lieten vinden. De burgers van Leiden vingen aan, hun belang te zien in de jeugdige hoogeschool, wier bloei niet slechts het getal harer inwoners, maar ook de welvaart van alle hare neringen en handteringen kennelijk bevorderde. Bijgevolg hadden zij eerbied voor de geleerde mannen, die zich wel aan de nieuwe Universiteit hadden willen verbinden, en belangstelling in studenten van zulken rang als Floris van Culemborg, en namen volgaarne eene aanleiding te baat, om den een als den anderen hulde te brengen; maar de noodzakelijke beleid in gen en beraadslagingen, die te dien einde dienden vooraf te gaan, gaven van dat plan zoovelen in elken stand, zoodanige voorkennis, dat het wel niet anders kon, of aller ooren waren gespitst op alles wat er betrekking op had en aller monden in roer om het vernomene te bespreken.

Men wist dat er Rijn- en deelwijn uit Utrecht was gekomen, en roode Fransche uit Amsterdam; de maats van het bierdragersgild hadden de vaten zelf in den kelder helpen stellen, zonder impost te mogen vorderen, uit kracht van het privilegie der studenten. Men wist het dat wild, gevogelte en fijne herfst-fruit uit Culemborg zou worden aangevoerd, dat de versche riviervisch werd gewacht door tusschenkomst van den Heere van Duivenvoorde, die een uitgestrekt vischrecht had op den Rijn. Men wist zelfs dat een meester-snijder belast was met eene feestkleedij voor den jongen Graaf »te passe te maken" van zoo wonderheerlijke en zoo ongemeen rijke stof, dat de meester-snijder achtte, zij moest wel honderd ducaten de el gekost hebben, en de Prins zelf er de bruigom mee had kunnen zijn. [1] Men ziet,

  1. De gissing van den meester-snijder was niet onjuist. Het bedoelde gewaad was vervaardigd te Brussel, van de allerkostbaarste zilverstof, met rood satijn gebloemte doorwerkt, en had met de galons en gouden knoopjes, die er bij behoorden, meer dan 3000 guldens gekost. Het was gebruikt"