Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/360

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

punt," hervatte hij vleiend, daarop hoffelijk hare hand nemende en haar wat ter zijde afvoerende, vervolgde hij met zachten nadruk, »maar toch, het komt mij voor dat een paar grove woorden van Mijnheer Alartsz, die gewoonlijk luider klinken dan zwaar wegen, en diens intentiën nimmer zoo rouw zijn als zijne taal, u, zonderling u, niet volkomen gerechtigen, om zoodanige vergoeding aan te nemen, als waaraf hier sprake is."

»O mijnheer de la Rivière!" sprak zij niet zonder eenige bitterheid, »gij zijt een wijs en voorzienig man, gij zegt in u zelven: »zij is gewaarschuwd en zij weet waarop zij te rekenen heeft," dat is ook zoo! maar toch… ik ben zoo hard bejegend, zoo grievend verdacht geworden in dit huis…"

»Erken althans, mejoffer, dat ik het mijne gedaan had om dit te voorkomen," gaf hij ten antwoord, haar met wat opzet in de oogen ziende, die zij nedersloeg.

Zij kleurde sterk, en hervatte na een diepen zucht: »Ik ben niet zonder schuld, dat is zóó, maar gij die mijne intentiën kent, die weet hoe ik verre en vreemd ben van alle eigenbelang en bijbedoeling, gij zult nu toch voor mij getuigen, gij zult nu toch in mijne zaak spreken?"

»Dat zal ik gewisselijk; alleen, gelooft gij dat Floris nu zou konnen dragen wat ik te zeggen heb?"

»O monsieur de la Rivière!" bracht Francijntje uit op den toon van de diepste teleurstelling. »Zoo zal ik mijn eigen weg gaan," hervatte zij daarop met zonderlinge beslotenheid, waarin iets als dreiging doorschemerde, dat den Gouverneur wel wat in onrust bracht, vooral toen zij, zich van hem verwijderende, luid, doch met zachte vrouwelijke waardigheid voortging: »Gij, mijnheer, weet beter dan iemand, welke goede genegenheid ik Graaf Floris toedrage, en dat ik daarop nimmer verwachtingen voor mij zelve heb gebouwd! Maar nu is ’t gebeurd dat de Burgemeester heeft goed gevonden, mij zulke harde woorden naar ’t hoofd te werpen… dat een weleerlijk meiske ze niet hooren mag, noch zich laten aanleunen, en een weleerlijk meiske ben ik, al is de schijn tegen mij…"

»Daarop geef ik mijn woord als edelman!" viel de la Riviere in.

Men hoorde een wonderlijk »hm!" uit de keel des Burgemeesters, Francijntje vervolgde: »Meester Alartsz heeft gesproken van