Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/544

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waar, daar ligt de Vlissingsche poort, maar gij herinnert u de afspraak dat ik u zou blijven vergezellen."

»Dat is waar, dat vergat ik, maar ik geef u in bedenking of gij het noodig vindt dat wij tot aan de poort gaan door zooveel soldaten omstuwd, als die daar nu in zoo groote haast opmarcheeren. Zouden ze bijgeval vreezen dat wij te zamen gingen wegloopen?"

»Neen, ze weten wel beter, maar de sergeant zal er niets van begrijpen, dat wij door eene Middelburgsche poort naar Vlissingen denken te gaan, en hij komt dus met zijn volk in stormpas op mij toe, om mijne orders te vragen."

»Geef hem dan last terug te blijven met de zijnen. Het is niet te denken dat de schutterswacht binnen de poort zooveel vreemd krijgsvolk zou toelaten, en het zou verkeerd zijn zoo er strijd ontstond."

»Vreemd krijgsvolk, maar ze kunnen toch zien dat wij Engelschen zijn, van de hulptroepen."

»Dat kunnen zij ook, maar gij weet wel, dat de stadskrijgslieden, die men hier de schutters noemt, en die hunne eigene poorten bewaken, zeer naijverig zijn op hunne privilegiën, en dat het gezag van lord Russell nergens elders erkend wordtdan in de pandstad der Koningin."

»Dat’s erg genoeg; men had het bevel in krijgszaken over geheel Walcheren aan Mylord moeten opdragen; dat zou wel zoo geregeld zijn geweest."

»De graaf van Solms, die nu het militaire commando voert, zal dit mogelijk niet met u eens zijn," zei de l’Oyseleur lachend. De Engelsche soldaten waren nu vlak bij hen, en hun luitenant gaf hun bevel tot op zekeren afstand terug te gaan, bij de waarschijnlijkheid dat hun het binnengaan zou betwist worden.

De sergeant keek vreemd op van het bevel, maar wist dat hij moest gehoorzamen.

Zoodra l’Oyseleur met zijn Engelschen geleider naderde, kwam de sergeant van de schutterswacht buiten, en vroeg of zij het wachtwoord hadden?

»Waar zou dat voor dienen," sprak de Villiers, die den burger: van Middelburg heel goed kende, en ook wist bij hem bekend te zijn, ’t is vóór het poortsluiten. en gij weet toch wel wie ik ben?"