Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/557

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

goed te ’s Hage, in afwachting van de gunstige geldelijke beschikkingen die de Staten haar eindelijk hadden toegezegd, Toen zij te ’s Hage aankwam, werd zij er plechtstatig begroet door eene deputatie uit de Generale Staten. en betrok zij er het huis in ’t Noord-Einde, voorloopig voor haar ingericht en later tot een paleis verbouwd, Het begon haar nu in Holland beter te bevallen, en zij schreef nu van la bonne Haye als van een zeer geliefd toevluchtsoord, Ook had zij vooreerst niet meer te klagen dat zij zoo weinig in tel was, De vriendschap van Oldenbarneveld was haar op iedere wijze goed, Zelve hield zij ook trouw aan dien vriend tot aan zijn dood, en het heeft aan haar niet gelegen, dat Maurits den gerechtelijken moord aan hem heeft laten voltrekken, en voor altijd den smet der ondankbaarheid op zich heeft geladen. Hoe zij zich voorts geheel wijdde aan hare moederlijke plichten, bovenal aan de opvoeding van haar kleinen Frederik-Hendrik, is bekend, en onder anderen te lezen in haar brief aan den beroemden Scaliger, dien zij door hare vrouwelijke calineries wist over te halen, om als hoogleeraar naar Leiden te komen, werwaarts zij haar zoon heenzond, wien hij tegelijk tot leermeester strekte. [1]Zoo kreeg deze in Holland eene Fransche opvoeding, maar toch in de richting die de Villiers had aangegeven, en het voorbeeld van Maurits mede helpende, die zijn jongeren broêr wel ras in zijn kring, en zoo spoedig mogelijk in het leger bracht, werd hij, tegen de stille wenschen der moeder in, een Hollandsche Prins, ’t geen noch aan zijn roem, noch aan zijne fortuin heeft geschaad, zooals wij weten. Volgaarne zouden wij de belangwekkende Louise de Coligny volgen op haar verderen levensweg, op hare tochten naar Frankrijk, waar zij de groote voldoening had twee harer stiefdochters in de eerste families uit te huwelijken, van hare liefde voor hare kleinkinderen en hare huwelijksplannen voor haar zoon; doch dit alles is elders te lezen voor wie het aantrekt, en het zou ons te ver afbrengen van Westhoven, werwaarts wij nog eenmaal den blik moeten heenwenden.

  1. Deze brief is in ’t jaar 1874 aan het belangstellend publiek medegedeeld (nevens anderen) in den Spectator, door mr, Campbell, die de goedheid had er mij een overdruk van te zenden en voor wiens goede diensten en hulpvaardigheid bij mijne studies over Westhoven, het mij eene behoefte is hier mijn dank uit te spreken.