Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/145

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De Graaf bracht hare hand aan zijne lippen ten bewijs van dank; — maar, wij laten hen gaan en houden ons liever bij Honthorst, die een weinig het hoofd schudde en die bij zich zelven zeide, naar een ander paar heen ziende:

— Bij mijn trouwe! daar heeft onze jonge Heer Graaf Willem Frederik van Nassau ook zijne portuur gekozen! en de keuze, een Nassau waard, voorwaar! de minnelijke prinses Albertine! ’t Is te hopen, dat de politiek dáár hare rekening bij vinde, anders zou de teêrste genegenheid de jongelieden niet veel baten, maar bijlo! ik wenschte dat onze goede Prins zag met dezelfde oogen als ik! en ei zie! het blijkt dat de jonge Graaf niet zoo nauw let op het recht der voortrede, als zijne doorluchtige moeder, de Gravin Sophia van Brunswijk, die de Engelsche ambassadrice terugtrok en haar een soufflet gaf, toen zij haar wilde voorgaan bij zekere plechtige gelegenheid ten hove, want deze Heer, schoon hij anders geen jonker is om zich de kaas van zijn brood te laten nemen, laat gewillig allen voorgaan, die meer haast hebben dan hij.

— O, ma fine! daar slaat hij ook een laantje in, en het aardig pagetje, dat den sleep der Prinses draagt, heeft moeite genoeg de snelle vaart te volgen, die zij nemen. — Nu zeker, ’t schijn wel, of heden niemand lust heeft den rechten weg te houden, dan Mijnheer de Ridder de l’Espine, en toch is hij de eenige, wien ik van kwade intentiën verdenk; ’t is de pijnewaard te zien met hoeveel gratie hij zich telkenmale buigt tot de jonkvrouwals zij spreekt, en… ja wel, chapeau-bas, als de hoffelijkste dienaar; maar pas op, arme Louise! ’t zal een rouwe meester blijken, vrees ik: ei! ei! hoe hij het altoos dus weet te maken, dat zijne fijne blonde lokken zich verwarren in de goudkant van hare slippen! overzeker als hij hare portuur was, en met eerlijke intentiën dus het hof maakte, dan mocht het bestaan, en ’t zou een paartje geven, waarin Hymen zich vergissen kon, meenende Amor met Psyche samen te binden.

Maar hetzij Honthorst, in het vuur zijner overwegingen, zijne schreden wat te snel en te luid had gezet op de dorre bladen, die de aanvangst van den herfst alvast neerrukte van de boomen, en die onder zijne voeten kraakten, of wel dat hij zijne gedachte zelf wat luid uitsprak… de Ridder zag om, en zeker niet met