Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/169

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Amalia van Solms was gekrenkt en ontstemd over deze stoornis; en alle overige personen van ’t hof voelden zich eenigszins belemmerd, verschrikt of verlegen; allen brandden van eene nieuwsgierigheid, die zij niet zagen bevredigen, en ieder was dus gelukkig en tevreden, dat de Koningin een eind maakte aan de spanning, door op te staan met het voorstel om terug te wandelen naar ’t kasteel.

De l’Espine, die altijd gezwegen had, maar te scherper had opgelet, zeide twee woorden zacht tot Louise, en voegde zich daarop bij Mevrouw de Sourdiac, wie hij influisterde: — Dat is eene schuinsche zaak, Mevrouw de Markiezin! en gij zijt mij vele ophelderingen schuldig.

— Ik zal u die geven, Heer Ridder! en gij zult tevreden zijn, sprak zij zacht.

— Zoo wil ik hopen, en haar den arm biedende, wandelde hij met haar voort tot bij den rand van een der vijvers, waar wij hen straks zullen opzoeken.

Lucienne d’Arcy had niet zonder medegevoel den toestand van Diedrik kunnen aanzien; zij begreep dat hem onrecht geschiedde, op welke wijze dan ook. — De arme jonge man, wij moeten een goed woord voor hem doen! sprak zij tot Willem van Hessen, die, verheugd over de samenvoeging van het wij vroolijk toestemde, en haar wilde wegvoeren; maar Monsignore Fabroni stelde zich tusschen hen, en nam Lucienne’s arm, terwijl hij zeide:

— Met uw verlof, Monseigneur! ik heb met mijne pupil te spreken. De jonge Vorst ging zwaarmoedig en verdrietig zijn arm bieden aan Louise van Bohemen, die zijn geleide zuchtend aannam; Prins Robert sprong dit paar na. Honthorst scheen minder dan iemand smartelijk getroffen door het lot van zijn leerling. Hij hield zich overtuigd dat zijn patiënt volkomen genezen was, en ware de kuur wat ruwen hard, vader Geurt Adriaansz zou er te rustiger zoon om thuis krijgen, dacht hij; die inhechtenisneming is zoo groot een bezwaar niet: een paar woorden, die ik straks richten ga tot de Prinses, en hij is vrij: beter in krijgsmans handen, dan in die van listige vrouwen, Koninginnen of Markiezinnen, wie het dan ook zijn mogen!