Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/130

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

een koud verscheuren, voor zijnen forscheren mannelijken trots het bittere der vernedering. Zij onttooverde hem liever vooruit zijnen afgod, dan dat zij dien eens als eene verworgende slang tegen hem zoude zien opstaan; maar Aernoud’s ziel had mogen huiveren voor den zwarten jammerspiegel, dien zij hem altijd voorhield, zijne liefde bleef gelooven en hopen, trots welgemeende waarschuwing en eigen diep geworteld vooroordeel, trots dien anders zonderlingen angst, die hem onder Ottelijne’s sprekendste liefdeblijken de borst beklemde en de keel toekneep, als bij eene bange voorspelling van onheil en lijden. Ook had hij lang. zeer lang geaarzeld, eer hij zich had overgegeven aan eigenlijke hoop, en zeer lang had hij willens niet verstaan, wat de zachte schoone hem met zoo roerend eene liefde trachtte duidelijk te maken. Zelfs nog te midden van zijn geluk was hij er schuw voor, en betwijfelde het somtijds, en dát juist gaf hem die stroefheid, dat weinig aanvallige, dat mijne lezeressen misschien reeds in hem misprezen hebben. Ik vrees zelfs zeer, dat ze mijnen Aernoud eene stijve en harde figuur zullen vinden, en ik heb een weinig de bewustheid, dat ik haar daarin heb voortgeholpen. En toch mag ik haar niet stijven in zulk een vooroordeel tegen hem. Hij kon niet anders handelen, hij moest niet anders zijn. Als burger moest hij den adellijken trots wantrouwen, als man moest de hoogheid der vrouw hem beleedigen; eene angstige zorg voor zijne rechten moest hem de hare meer doen achterzetten, dan zoo zij zijne gelijke ware geweest, of de lagere, die hij tot zich had opgeheven. Als broeder van Johanna had hij eene reden te meer, om zich te hoeden voor de klip des gevoels. Ieder toegeven van Bakelsze tegenover de Bisschoppelijke nicht kon laagheid schijnen, moest hem vernedering zijn in zijn eigen oog. De inschikkelijkheid der liefde, die geenen wil kent dan dien van de aangebedene, die gewillige dienstvaardigheid, die voorkomt en die de gedachten raadt, moest hij wachten van haar kon zij niet eischen van hem, ofschoon hij haar liefhad meer dan een van hen, die slaven zijn in de dagen van den hartstocht, om misschien, God wete en straffe het! na de bekoeling van den hartstocht, tirannen te zijn van de kortstondige heerscheres.