Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/199

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

uit de handen nemen en ledigen tijd geven tot tobben en peinzen, alsof het geen pas gaf, dat de jufferlijke handen zich uitstaken naar het vrouwenwerk. Maar ik zie er nog niet zooveel onraad in, Aernoud! mijn beste zoon! schoon het slim is, dat gij in arren moede haar het woord hebt teruggegeven, en er pralende linkers genoeg op de kust zullen zijn, die niet op het stuk van religie zien zullen; maar zoo ze u lief heeft, zal ze zekerlijk rouwe hebben, en Johanna, die wijs is en van een klaar verstand, zal het al ten beste plooien; en als zij haren man te voldoen heeft en hare kinderen groot te brengen, geloof mij, mijn trouwe Aernoud, en zie mij niet meer zoo verwilderd aan, alsof ge vervallen waart van alle hoop, geloof mij, zeg ik, dan zal ze die vreemde zaken wel van zelve uit het hoofd stellen.”

»O! zoo het mogelijk ware, dat ze tot inkeer kwam,” riep Aernoud hartstochtelijk, en iets als een glimp van hoop flikkerde voor een oogenblik ih zijn oog, maar snel liet hij de opgeheven handen zinken, en duister werd weder zijn blik, en hij voegde er bij: »neen! sinds ze mij kon laten heentrekken in zulk eene radeloosheid, zonder te buigen, is ze al te hardnekkig verstrikt in de netten van Satan.”

»Neem het zoo hoog niet!” vermaande de weduwe; »Als die Luthersche preekheer van haar weg is, zal het wel slijten. Het kan een onnoozele twist zijn met haren biechtvader: die Heerooms zijn soms ook zoo verdwaasd in hoogen moed en zoo zonderling meesterachtig, meer geneigd de gemoederen te verdrukken en te beangstigen, dan op te richten en te vertroosten. Het is al om wereldlijk voordeel en gezag. En als uwe Ottelijne van een nauwziend verstand is, kan haar dat wel tegen zijn geweest. Ik zelve heb er de ondervinding af, hoe ze zich moeien met wat hen niet aangaat. Toen uw vader zaliger op zijn laatste ziekbed lag, en ik op aanstaan van de vrienden den raad inriep van den konstrijken Heer Roncerius den medicijnmeester, is toen onze Pastoor niet gekomen met veel misbaar, zeggende, dat we beter zouden doen, te beproeven wat de Heilige reliquiën van St. Agniete vermochten; en toen de Doctor, die een driftig Heer was, hem wegdreef van het bedde,