Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/470

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Monnik!” riep hij, en zijne stem klonk als een doffe donderslag, »Monnik! spreek voortaan nooit meer dan tot den Heer van Viterbo; er zijn woorden, die Aernoud Bakelsze in mij wakker roepen, den Aernoud Bakelsze, dien gij niet hebt gekend, en God behoede u, dat gij dien kennen zoudt; daarom wees omzichtig; ik wacht dat niet weêr, zelfs niet van mijnen biechtvader.” De biechtvader zweeg; een zwijgen, dat meer beduidend was dan een heftig antwoord; ook liet Bakelsze hem langzaam vrij, schreed een paar malen met afgemeten treden de kamer door en eindigde toen met gebogen hoofd: »Ik weet, het was zondige zwakheid; maar — heb ik niet boete gedaan en ook absolutie verkregen?”

»Eene zondige zwakheid. gij zegt wel! Dank er des uwen beschermheilige voor, die u behoedt daarin weder terug te; vallen. De vrouw van Lauernesse is dood.”

Aernoud antwoordde niets; maar het krampachtig vertrekken van zijnen mond bewees, dat hij begrepen had; een beseffenlooze lach verwrong zijne gelaatsspieren, van zijne oogen zag men slechts het wit, daarna sloten zij zich. Voor het eerst bij dit gansche tooneel was eene menschelijke aandoening zichtbaar bij den Dominikaan. Hij legde de hand op het voorhoofd van den gemartelde. »God weet, dat ik het u liever gespaard had,” sprak hij zacht. »maar nu moed slechts! nog éénen schok en hij is genezen! Gansch ook de onze!”

Daarop een crucifiks van de tafel nemende, hield hij het hem vóór, luid roepende: »Tot uwe bezinning, Heer van Viterbo; tot uwe bezinning, dat hebben u de Lutheranen gedaan; voor Christus! waak op en strijd Zijnen strijd!”

En Aernoud hief de oogen op en ging recht overeind zitten, en omklemde met krampachtige vingeren het kruis, dat men hem aanbood, en vroeg toen op dien bedaarden toon, die zoo akelig is om aan te hooren bij eene smart als deze: »Ik heb het wel verstaan, gij zegt, dat zij dood is. — Is zij Christelijk gestorven, als Katholieke?”

»Het tegendeel is niet zeker. Zij had geen ziekbed! De penitentiaris van het vrouwenklooster te Mariëndaal heeft haar zielmissen toegestaan……”