Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/481

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met hem opgesloten in hetzelfde treurverblijf, heerschte niet die stomme verslagenheid of dat onvruchtbare medelijden, dat er onder zulke lotgenooten heerschen moet, als één hunner op het punt is om uit hun midden weg te gaan, niet tot de vrijheid, maar tot den dood; veeleer zagen zij op hem met eene verhevene blijdschap, als ging hij den kerker verwisselen voor eene eeuwige vrijheid, waarin ook zij weldra meenden te deelen; want de Heer van Viterbo had wel zeker woord gehouden! op zijnen aandrang waren de rechters overeengekomen, met deze Lutheraansche beschuldigden eenen snelleren gang van rechtspleging te houden, en morgen, misschien reeds morgen, gingen zij hunnen voorganger volgen! Wie hunner een oogenblik had van zwakken moed of van verflauwde geestdrift, zag zich gesterkt en tot herlevende geestkracht opgewekt, door het machtige woord van Pistorius zelven, die, met bezieling in het oog, niet ophield te spreken, in de taal der vervoering, van eene zaligheid, waarbij al wat haar nog voorafgaan moest, wegviel en verbleekte als ijdele, zwakke spookgestalten, die slechts kleinen van geest konden verschrikken. O! het was treffend te zien, hoe die mannen, die gezamenlijk den nacht hadden doorgebracht, elkander versterkende met het woord van God, kracht tot lijden scheppende uit den blik op Jezus’ kruis, en het geloof vermeerderend door het gebed, daar nu bijeenstonden rondom dengenen, die hen voorgaan zoude in den grooten strijd. O! wel waren hem de voeten geboeid; wel zat hij neder op dezelfde bank, waar de misdaad had gelasterd en de doodsangst gekermd; wel omgaven hem de wanden, die geene sterke menschenhand konden breken; maar vrijer toch was er geen, die daarbuiten leefde, vrijer geen van zijne rechters, die dezen kerker konden ontsluiten, want zijne, ziel was vrij geworden door de gemeenschap met God, en hij voelde de boeien der aarde niet meer, en hij was gekomen tot de hoogste zedelijke vrijheid, waartoe een mensch geraken kan: met Gods hulp had hij de zwaarste boei van zich geworpen, de zonde! En merkwaardig was het, dat twee wezens, die anders de zwakheid verpersoonlijken naar lichaam en naar geest: de grijsaard en de vrouw, dáár aan zijne zijde stonden, als twee krachtige zuilen voor zoo heerlijk eenen tempel. De