Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/137

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vrienden geworden van toen aan! Ze hadden elkander wederzijds geschat en begrepen, en de kracht, waarmede ieder hunner zijne beginselen vasthield, en de waardigheid als de schranderheid, waarmede zij ze verdedigden, deed hen wederzijds die ernstige en onwrikbare hoogachting voor elkander opvatten, die eene vaste als innige vriendschap is geworden, welke zelfs het leven heeft overleefd, daar Oranje Leoninus nog na zijn dood heeft vereerd, door hem zijne familiebelangen toe te vertrouwen.

De omstandigheid, dat Leoninus nog zeer lang de partij van den Koning bleef houden, of liever aan de zijde van den Koning het vaderland heeft gediend, op die wijze als hem de nuttigste dacht, is wel zeker een bewijs voor de vastheid zijner beginselen, die hij zelfs door zijne toeneiging voor een Oranje niet liet omkoopen. Maar juist in dien dienst des Konings was hij geen slechter vriend van Nederland, dan Willem I zelve; hij was altijd de krachtige voorstander van iederen maatregel, die den vrede kon bevorderen, en de orde herstellen, tegelijk met die vrije godsdienstvormen en burgerlijke rechten, die nu voortaan de eerste en dringendste behoefte waren geworden voor het volk.

Getuige zijne krachtige medewerking bij de onderhandelingen, door Requesens geopend met Oranje en de Algemeene Staten; de onvermoeibare volharding, waarmee hij ze telkens weder opvatte; de fijnheid en het geduld, waarmede hij de afgebroken draden opnieuw wist samen te hechten. Getuige het aandeel, dat hij nam in de Unie van Brussel, in de Bevrediging van Gent,de waarschijnlijkheid, dat hij het zijne zal hebben toegebracht, tot dat Eeuwig edict, dat zoo spoedig zijne levenskracht heeft verloren; nergens is het bewezen en toch gerechtigt alles ons er toe, om zijne belangstelling en geheime medewerking te zien in de Unie van Utrecht,schoon hij daarbij zoo weinig op den voorgrond trad als Oranje zelve; want nooit is hij begonnen in ’t geheim en in ’t openbaar meer eenstemmig met dezen te handelen dan juist in dat tijdperk: het tijdperk, waarin men den aarts-hertog Matthias had ingeroepen als eene borstwering tegen den invloed van Willem I, en dien Willem juist gebruikte als eene borstwering, van waar achter hij in veiligheid alles kon doen, wat hij noodig achtte in ’t belang van het vaderland. Er was van toen aan eene eenheid in hun geest en streven, in hun beider willen en werken, die merkwaardig spreekt voor de zui-