Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/305

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beraad, die oprechtheid wisten te oefenen tot voorzichtigheid, en niet daarbuiten, behendigheid en fijnheid tot eerlijkheid toe, en niet daarover; beiden de afwisseling en de bedrijvigheid van het werkelijk leven gewoon en zich daarin behagende, maar ook beiden de waarde kennende van de stille uren in het eenzaam studeervertrek; beiden van helderen opgeruimden geest, van schertsenden luim; beiden gelijkmoedig onder tegenheid en lotswisseling; en al had verschil van gemoedsaard ook menig verschil daargesteld in hunne inzichten, twee genegenheden deelden ze samen, maar die sterk en warm genoeg waren om hen innig en vast te verbinden: liefde voor den gestorven Prins van Oranje, en liefde voor hun vaderland.

Aldegonde was niet gelukkig geweest na den dood van den Prins. Hij had gijzeling verduurd; hij had ballingschap geleden; hij was beroofd geworden van zijne ambten en bedieningen, en wat meer was dan dat, hij was eene prooie geworden van verdenking en laster; zijn groote, zijn eerlijke naam was gevlekt; zijne eer was bezoedeld geworden in zijn vaderland; hij had zijne verdiensten zien vergeten in zijn vaderland, als waren ze uitgewischt uit het geheugen van alle Nederlanders; hij werd ternauwernood geduld in zijn vaderland; hij had als de zekerheid, dat zijn vaderland voor altijd zijne diensten versmaden zoude, en dat in een tijd, waarin dat vaderland geene schrandere en behendige mannen te over had, en waarin het er zoovelen zou kunnen gebruiken! Het is zoo, er rustte eene schaduw op Aldegonde’s laatste openbare handeling, die licht als eene vlek kon gehouden worden: het overgeven vanAntwerpen in de handen van Parma. Wel was daarbij zijne dapperheid niet te verdenken geweest, en had hij die getoond in menig wapenfeit, tijdens het beleg; wel was daar geene stem, die zich openlijk durfde verheffen tegen zijne trouw, al fluisterden honderden daarover met schuinschen blik; maar men verdacht hem van zwakheid, van niet al die kracht te hebben ontwikkeld en niet al dien ijver te hebben ingespannen, die voor het behoud van zulk een aanvertrouwd pand had moeten worden ontwikkeld en ingespannen. En te minder werd die feil verschoond of vergeven, daar het verlies van Antwerpen een verlies was, door velen zoo bitter betreurd en door allen zoo snel begrepen, eene feil, die voor allen zoo aanschouwelijk was. Honderd misslagen had hij kunnen