Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/331

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Er trilde Marnix een schok door de leden, als had hem een spitse pijl in het hart getroffen.

Een oogenblik bewogen zich zijne gelaatstrekken in zenuwachtige siddering, toen sprak hij halfluid: »Heere! vergeef het mij zoo ik geen onrecht lijden kan en zwijgen!” Daarop wendde hij zich tot den Kanselier, met een zijblik op Barneveld:

»Achtbare vriend! gij hebt mij zooeven genood, mij te keeren tot den dienst van den Graaf Leycester, in ’t belang van het land, mij dunkt dit spreken bepaalt mijn antwoord, waar het nog weifelen kon; nu staat het vast, nu hebt gij het begrepen. Voor mij geen dienst in dit land, aan wiens zijde ook, zoolang men mij met zulke steenen naar het hoofd kan werpen; zulke verdenking is machtig iedere kracht te verlammen, en iederen goeden raad tot een onnutten te maken. Wie dit brandmerk heeft durven drukken op mijn naam, moge ’t verantwoorden voor God en zijn geweten! ik zal ’t dragen, maar zoolang het bestaat, nietwes doen, dat eenig mensche recht geeft van St. Aldegonde het kwade te denken. Zoo blijve ik dan onzijdig in dezen strijd, dien men aanvangt, met een droevig oog op den druk en den nood van deze tijden ziende, en schoon ’t mij allergrievendst is dat ik geene de minste hulp kan toebrengen, de hand van het roer afhouden valt mij in die mate niet smartelijk, dat ik veeleer daarom mij gelukkig roeme. En nu, mijnheer Barneveld! gij verwijt mij geneigdheid tot vrede met Spanje, — met Parma als gij beter had gezegd, — als eene groote schande en een grooten gruwel tegen ’t vaderland, alsof men tot hiertoe met de wapenen zoo goede zaken had gedaan! Ik voor mij kome er nu voor uit en blijve het er voor houden; een vrede met Spanje onder waarborg van den nobelen Parma, ware ons beter dan een schadelijk verdrag met Engeland, dat men tot grootere schade aan weerszijden niet gezind is na te komen.”

Van het oogenblik af dat Marnix zijn stellig besluit had uitgesproken, geene partij te kiezen voor den Graaf van Leycester, verhelderde zich het gelaat van Barneveld en werd het losser en vroolijker; het was duidelijk dat hij het tegendeel had gevreesd, en tot elken prijs de waarheid had willen uitlokken, of wel door scherpen achterdocht tot zulk eene keuze uittergen;

zeker is het, dat zijn antwoord van zijne voldoening getuigde, als van zijn voornemen om verdere stoornis te vermijden.