Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/451

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»God geve dat het niet zijn mag! — Zoo opgesomd, schijnt het mij als een verraderlijke moordaanslag!” riep Bicker bedenkelijk.

»Op geener manier! »t Hangt van Leycester af wat het zijn zal. Die zich tot anders bederven vijandelijk pijnt, mag in eigene strikken verhangen worden. — Tegen des serpents bedrog gaf God eene waarschuwende wet, en om »t gemeen bederf te keeren, moge een enkele geofferd zijn, was zelfs der ouden staatswet.”

»Zoo »t een strijd ware met open vizier, maar onder bedektheid’s sluier, en bij een gastmaal!”

»Waar men zulke gasten wacht, moet men zulke feesten bereiden,” riep de Kolonel, »en nu, heeren! ik diene te gaan.”

Wij hebben nu gezien, dat werkelijk de geruchten, die tot Leycester kwamen van der Amsterdammeren wantrouw geene valsche waren, hoewel dan verward en onjuist. Maar in waarheid, hun wantrouwen was reeds de vredegeruchten uit Engeland vooruitgeijld, en wat des Graven dubbelzinnige houding scheen in hunne stad, kon die niet hebben opgewekt, sinds zij die maatregelen van voorzorge reeds beraamd hadden, en overeengekomen vóór zijne aankomst. En zeker als kooplieden en als Amsterdammers was er tusschen hen en Leycester alreede eene duchtige oorzaak tot vreeze en argwaan, nog vóór hij hunne stad was binnengetrokken. Sinds Antwerpen, van Nederland afgescheurd, in de handen was geraakt van Spanje, had zich de Nederlandsche handel als overgeplaatst naarAmsterdam. Zoo weinig één waren toen reeds hare belangen met die van het algemeene vaderland, dat een verlies, door geheel het volk betreurd en begrepen als een droeve slag, voor de opbloeiende handelsstad, als eene verdubbeling van leven was, als eene ader van welvaart en van kracht, die zich plotseling opende in haar schoot, na het afsluiten van de benijde Schelde. Van toen af dreef Amsterdam eene levendige scheepvaart, een voordeelig handelsverkeer tusschen Spanje en Portugal, met Engeland en Frankrijk, met de Hanze-steden en Denemarken, op de Sont en Oostzee, op de straten en golven der Middellandsche zee en van den Atlantischen oceaan, en die voordeelige wisseling van goud en van waren gaf haar reeds toen eene voorspiegeling van latere grootheid, gaf haar telkens oorzaak hare muren te verwijden, en liet haar toen reeds de schepen in haar dienst tot bij duizend tellen, terwijl andere duizend af en