Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/458

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vast en vertrouwend geloof aan de besturende hand der Voorzienigheid, die ondanks allen, alles zou regelen naar Haren wil, en de zelfbewustheid zich gewijd te hebben aan eene goede zaak, en die voor te staan met een rein geweten.

En zeker, tegenover de Hollanders had de Graaf van Leycester toen een rein geweten: geheel zijne houding tuigde er van, toen hij met vaste schreden voortging tusschen die dubbele reien zijner eerewacht in, die hem voorlichtten met fakkels; de Kolonel Hooft aan zijne zijde; zijne vrienden en edelen op een afstand volgende; het volk door hetzelfde bevel als in den ochtend, teruggehouden binnen de enge ruimte der stoepen, en tot geene andere vriendendiensten de macht gelaten, dan tot luide en levendige toejuiching, bij het uitroepen van zijn naam. De lantaarnen, uitgehangen uit alle huizen in de Kalverstraat, in vereeniging met het roode en flikkerende licht der fakkels, wierpen over den stoet, die zwijgend voorttrok, en die woelende menschen-massa, die jubelende staan bleef, een weifelend tooverachtig licht, dat haar maakte als tot de fantastische verschijning in een drukken droom, — een droom wellicht, als Leycester zelf er in zijn onrustigen middagslaap had gehad.

De korte afstand van »t Cecilie-klooster naar den Dam was niet spoedig afgelegd, maar toch, men had kunnen opmerken dat de eerewacht met den Graaf wat sneller was voortgegaan, naarmate men den Dam naderde. Eer Leycester den voet zette op den dorpel van »t stadhuis, zag hij even om; — geen enkele van zijn gevolg was onder het bereik van zijn wenk, geen enkele dan de Burggraaf, die zich stout had gesteld achter zijn meester; — het was tegen zijn bevel, en toch dankte de Graaf hem met een hoofdknik; — toch geviel het hem, dat die man meer ijver had getoond en minder gehoorzaamheid dan de overigen.

Zoo haast Leycester was binnengegaan, werd hij ontvangen met statige begroetingen door de leden der regeering, die hem met eerbiedige plichtplegingen heenleidden naar de kamer van »t Zegelhuis, waar de prachtige maaltijd was aangericht, en waar zijne eigenlijke gastheeren, de burgemeesters van Amsterdam hem opwachtten; maar vreemd was het, dat van de eerewacht niemand die zaal binnenging, dan de Kolonel Hooft alleen. — Het lichaam der schutterij was toch wel geëerd genoeg in de stad, dat de keur harer leden, waaruit die eerewacht was samengesteld, recht