Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/72

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en wier geweldige tong hij zeker zóózeer vreesde, dat hij, in den eigenlijken zin, was onder de macht van hare woorden. »Ja, Barbara! ik heb aangenomen, hoe kon ik anders? de fortuin komt niet tweemaal tot een mensch met zoo goelijke handreiking en het is een dwaas man, die dan niet toegrijpt. Maar als gij blijft vasthouden aan ons verbond, dan zeker…”

»Zoudt gij den nieuwen band te dier wille niet breken!”

»Vrouw Boots! ik ben een man…”

»Juist, wel juist daarom! Gij zult niet de eerste man zijn, die mij zijne beloftenis breekt, meester schalk! en gij zult ook niet de laatste blijven.” — Toen, plotseling den toorn vergetende voor een ongedwongen lach, sprak zij met iets, dat tusschen verachting en medelijden het midden hield: »Hoor, Steven Paret! ik heb u dienst gedaan, dat blijft waar; en tot loon daarvoor vroeg ik, dat gij mij en dit kind geleiden zoudt door Braband tot naar Utrecht, en niet van mij zoudt wijken, voordat ik eenig goed heenkomen had gevonden aldaar of elders. Maar het was meest om des kinds wille, dat ik dit loon van u vroeg, het kind, dat niet aan zwerven gewoon, licht schuchter kon worden onder de ontberingen en de avonturen, waaraan eenlijke vrouwen op reize zijn blootgesteld. Maar, het was ook om u zelfs wille; want ziet gij, als gij een man, waarvan ik sprak, zijn lam veiliglijk had thuisgebracht, hij zou het u geloond hebben met velen wederdienst. En schoon ik niet wete, wat hij nu drijft of bejaagt, ik ken hem abel genoeg om iemands fortuin te vervorderen als hij het wil. En de uwe was in deerlijk een staat genoeg om elke hulp van doen te hebben. Het was dus nog weer een dienst, dien ik u verleende met het loon, dat ik vroeg. — Dan de kansen zijn voor u gekeerd. Ge meent een korteren weg gevonden te hebben tot uw doel en die veiliger is; ik wil u niet hinderlijk zijn. Ik heb voor mijn persoons uitzichten nooit op Steven Paret gerekend; en zwak van geest en eigenbatig van gemoed als ge zijt, zou het mij luttel baten u nu te houden door dwang van woorden, sinds ge me ontslippen zoudt welhaast daarna op nog ongelegener tijd. Ik ben alreede met het kind het allerergste door, ik heb een doel bereikt, waarvoor ik eens mannen steun noodig had. Ga dus vrij uw weg; ik zal getroost den mijnen volgen: eene vrouw, die haar mond en hare oogen, hare handen en hare voeten tot haar wil heeft, zal niet om-