Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/79

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

71

en de lieden , die het bewonen ; en zij hadden geene andere noodweer dan haar rozenkrans en haar beschermheilige -- en zij kwamen toch veilig aan hen de lieden, die het bewonen; en zij hadden geene andere noodweer dan haar rozenkrans en haar beschermheilige — en zij kwamen toch veilig aan het doel van den tocht.”

»Maar wij zijn niet meer in de tijden der kruistochten, schoone juffer! en uw geleider zult gij van nu aan missen. Steven Paret volgt voortaan Mylord Leycester.”

Jacoba zag hem verwonderd aan; zij scheen moeite te hebben om te begrijpen en te gelooven; toen antwoordde zij: »Ik zie niet hoe ons dit schaden zal.” Het was zijne beurt van verwondering.

»Jonkvrouw!” sprak hij, »ge houdt mij als een indringend man, omdat ik, vreemde, een goeden raad geef, die niet wordt gevraagd; maar ik bid u, erken deugdelijke belangstelling in mijn woord! wie zou die niet hebben voor zoo jeugdig, zoo belangwekkend, zoo hulpeloos teeder eene jonkvrouw, en die zoo uitnemend schoon is tevens.”

»Gij noemt mij telkens schoon. Heer! ik weet niet of ik het ben; maar voorzeker is dat een ijdel voorrecht en, zoo men zegt, eene gevaarlijke gave in deze wereld, en dus eene weinig roemenswaardige.”

De verwondering van Douglas steeg, bij zóóveel ernst nevens zóóveel onkunde, en zóóveel onschuld bij zóóveel schander uitzicht.

»Omdat werkelijk schoonheid eene gevaarlijke gave is, en omdat gij die in zeer hooge mate bezit, is de vrouw, die met u is, voor u reeds geen veilig geleide.”

»En nogmaals, waarom niet? Heer! als ge wist hoe zij mij verzorgt! Ik weet niet, hoe eene moeder haar kind verpleegt; maar mij dunkt, het kan niet zijn met meer trouw en meer teederheid dan Barbara Boots iederen dag toont voor mij.” En tranen glinsterden in haar diep blauw oog.

»Ik geloof dat, jonkvrouw! maar ze brengt onrust om u heen; ze verwekt gevaren rondom u — de woeste kreten daar straks, die u deden verbleeken, moesten niet klinken in ooren als de uwe — en hare handelwijze lokt die uit.”

»Ge ziet, hoe zij ze heeft doen verstommen.”

»Dezen ochtend bracht zij u in een volksgedrang, waar u leed is bejegend.”

»Het was om een goed werk te verrichten, en het zal niet meer