Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/91

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bekleed, is dus een overvloed, die de behoeften van een geboren vorst voldoen zoude.

En opdat alles er den Engelschen grooten heer de begoocheling van geven zoude, in de ridderzaal wandelen zijne hovelingen om, de edelen en heeren die hem gevolgd zijn uit het vaderland; en er zullen zich zoo welhaast Nederlandsche heeren nevens hen voegen; maar zonderling is de stilte, die er heden heerscht, en die de woeling vervangt van den dag van gisteren en vóórgisteren, den dag van zijne aankomst, en die er op volgde, en van welks drukte wij in de woning des kasteleins eene afspiegeling hebben gezien, waarvan deze stilte de meest ongewachte tegenstelling is. Die stilte is te vreemder, daar er toch zoovele menschen in een eenigszins beperkt bestek zijn samengedrongen — menschen, die gisteren nog zóó dooreenjoelden, die heden als gisteren hunne bezigheden hebben en hunne eischen; die dezelfde handelingen volbrengen en dezelfde gangen, slechts met stiller tred, met min luidruchtig handgebaar, met ingehouden levendigheid van bewegingen. In de zaal, waar de hovelingen bijeen zijn, ziet men ze heen en weder gaan met eene gedwongene stijfheid in de houding, die blijkbaar eene mengeling is van verveling en ernst. De weinige woorden die zij wisselen worden gefluisterd, en zij zien er uit of ze ernstig bezorgd zijn, dat eenige glimlach de strakheid ontplooien mocht van hun gelaat.

Des te scherper kwam daarbij uit de losse en eenigszins brutale luidruchtigheid, waarmede twee of drie jonge edellieden binnenstormden met den jeugdigen Graaf van Essex aan het hoofd; ook was de verwondering en de soort van ergernis, waarmede de anderen opzagen, geëvenredigd aan de hinderlijke stoornis; maar Essex’s trotsche trekken vertrokken zich tot de uitdrukking van schimp, en zijn luide lach matigde zich niet, terwijl hij een zijner makkers bij den arm nam, hem dicht bij eene der zijdeuren voerde, er zich tegen liet aanvallen en onder schateren uitriep:

»Als gij het gezien hadt, o! ik wenschte, dat gij het hadt kunnen zien, hoe die Hollanders stonden te kijken! met hoe kluchtige deftigheid de man mij antwoordde! en hoe hun ergernis toenam met mijn lachlust!”

»Maar wat is er dan gebeurd?” vroeg deze.

»Wel, ik deed mijn ochtendtoertje; ik draafde een plein over in vollen galop; ik geloof, dat er eene soort van markt werd ge-