Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/116

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schiedenis van een duel om een meisje behaagde den Kanselier

niet bijzonder, maar bij Ivonnette integendeel vond die hooge belangstelling. In ’t eind sprak de oude staatsman:

»Ik weet wel, dat men den krijgsman niet verhinderen mag zijne eere op te houden met den degen, en zich wreker te stellen der beleedigde zwakheid; — alleen, Elias! ik wil weten, met welken Engelschen heer gij den degen kruisen zult.”

»Met den jongen graaf van Essex!” hernam deze, en zag scherp op Ivonnette. Hij had niet noodig gehad, dit te doen, om de uitwerking van zijn ruw, doch niet onhandig soldatenmiddel te weten. Met een doffen zucht zonk Ivonnette als bewusteloos inéén.

De Kanselier was meer ontevreden over zoo hartstochtelijke aandoeningen bij het aanhooren van iets treffends, dan verschrikt over dit »onwel worden.” Elias bracht haar tot zich zelve, leidde haar buiten het vertrek, en zeide alleen:

»Gij hebt nu verstaan, van welken aard de edelman is, van wien gij bezoeken ontvangt!”

In het vroege namiddaguur, dat in onzen tijd pas voormiddag zou heeten, was de Graaf van Leycester met den Kanselier, Sidney, Reingoud en andere vertrouwde raadslieden in zijn kabinet gegaan, om sir Thomas Sherley te ontvangen, de depeches te lezen, die hij uit Engeland met zich bracht, en zijne mondeling mededeelingen te hooren. Tegelijk ook was sir Thomas Heneadje uit den Haag gekomen met meester Paulus Buis; zij waren tot deze beraadslaging geroepen, en ernstige overwegingen hadden er plaats gevonden, omtrent de verhouding met het Engelsche hof. Thomas Heneadje had niet in last gehad, de Staten gerust te stellen over Elisabeth’s vredeplannen met Spanje; maar deze ambassadeur, de moeilijkheden ziende, waarin de Graaf alreede was gewikkeld, en door zijn verblijf in Holland beter ingelicht over de eischen en behoeften der Nederlandsche staatshuishouding, was zijn last te buiten gegaan en had die verzekering gegeven. Scherpe bestraffingen daarover bracht Sherley met zich; ze waren eigenhandig van de Koningin, wier toorn tegen Leycester over het aannemen der opdracht scheen te rijzen en te dalen naar hare hoop of wanhoop aan een vrede met Spanje,