Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/285

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dedeeling omtrent die zaak. In den avond in Utrecht gekomen, stil en bijna incognito, om de luidruchtige »blijde welkomste,” hem zeker door de burger-hoplieden bereid, niet openlijk aan te nemen in deze oogenblikken van spanning, had hij zich, bij zijne aankomst in het Duitsche Huis, terstond naar zijne vertrekken begeven, met het voornemen, om wat ruste te nemen, en zich met geene openlijke zaken te bemoeien vóór den volgenden dag. Daarom ook liet hij niemand van zijne terugkomst verwittigen, en zelfs Reingoud niet opontbieden, die gewoon was, weinig verschooning te hebben voor zulke oogenblikken van gemakzucht, en van wien hij het wachtte, dat hij hem met allerlei bemoeiingen en uitleggingen zou komen overstelpen; en zie! daar staat op eens de Kanselier voor hem — de onverbiddelijke Kanselier — en hij kwam niet eens alléén, maar hij liet zich voorafgaan door Philip Sidney, om gehoor te verkrijgen, en hij was verzeld van den raadsheer Leonard van Casembrood, en door den burger-hopman Gerrit van Remund. Hij begon met Leycester te verklaren: dat er eenig misdadig bedrog moest zijn gepleegd met de papieren van Paulus Buis; dat er gewichtige stukken ontbraken, die men wist daar te moeten zijn; dat dit veronderstellen liet, hoe er meer belangrijks was verloren geraakt, dan men kon nagaan. Casembrood bevestigde dit, door te verklaren hoe hij, op bevel van den Graaf, met de beide secretarissen naar Utrecht was gereisd, om de papieren in ontvangst te nemen; — dat hij bij de bezegeling was tegenwoordig geweest; doch dat hij, bij het volgend onderzoek, van alle bemoeiingen in die zaak had afgezien, omdat hij toen bevonden had, dat de koffer was ontzegeld geworden buiten zijn medeweten; — dat hij mede verandering had bespeurd aan het zegel, waarmede sommige stukken waren verzekerd geweest; — dat ook een zwarte zak met papieren kennelijk was geopend; — en dat hij, bij die bevindingen niet wetende op wiens bevel dit kon zijn geschied, zich aan die gansche zaak had onttrokken, te meer, daar de beide secretarissen, Aty en de Burggraaf, met wie hij afgesproken had, samen terug te reizen, reeds in den vroegen ochtend naar ’s Hage waren vooruitgegaan.

Leycester’s toorn evenaarde zijn verrassing; Aty was naar Engeland en niet te ondervragen; maar terstond deed hij den Burggraaf bij zich ontbieden wien hij, ondanks zijne bede, niet had