Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/136

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ik tegen hem heb, dat hij zich zoo afhankeiijk heeft gemaakt van den kapitein."

»Het komt mij toch voor dat gij waarlijk nog al cavalierement met uw kapitein omspringt; hij zelf noemt u immers zijne gebiedende vrouwe, zijn majoor! En gij zoudt zijne toestemming noodig hebben om hier bezuinigingen in te voeren die gij noodig acht; op dit punt geloof ik dat iedere vrouw het recht heeft hare autoriteit te laten gelden."

»Ziedaar juist wat ik niet kan, niet mag; maar het schijnt wel dat gij mij niet met een half woord wilt verstaan. Zoo zal ik u den sleutel van dit raadsel in handen geven; dat zal mij tegelijk verlichten; want ik ga onder door verdriet en ergernis, die ik altijd moet verkroppen, en ik heb niemand, niemand waaraan ik mijn hart eens kan uitstorten; gij, gij schijnt mij toe een oprecht, een edelmoedig mensch te zijn; ’t is waar, ik heb mij in mijne opinie van een man wel eens meer bedrogen, maar toch, met u wil ik het er nog eens op wagen, — eene teleurstelling meer komt er zooveel niet op aan."

»Schenk mij gerust uw vertrouwen, Francis! Wees er zeker van dat ik een eerlijk man ben, die een oprecht verlangen heeft uw leed te verlichten."

»Dat verlang ik niet van u; het zal mij genoeg zijn zoo gij het kunt begrijpen en mee gevoelen; maar trek even de portebrisé toe, dan kan niemand in de schemering binnenkomen. zonder dat wij het bemerken."

Ik volgde haar wenk, en toen ik mij weer tegenover haar had nedergezet, ving zij aan: »Ziet gij Leo! toen mijn grootvader zijn pensioen had genomen en wij ons hier op de Werve terugtrokken, was het ons dringend noodig op bezuiniging bedacht te zijn. Voormaals hadden wij eene rijkelijke en omslachtige huishouding gehad; de eischen van zijn rang, de verplichting als commandant van de kleine vestingstad om de autoriteiten, zoowel als zijne officieren, bij zich te ontvangen, en, laat ik het bekennen, ons beider gewoonte om in zekere ruimte en gulheid te leven, waren oorzaak dat wij bijkans open tafel hielden en er altijd op gasten gerekend was; maar; door verschillende oorzaken, door smartelijke familieomstandigheden niet het minst, was onze fortuin in de laatste jaren zoo geslonken, dat het niet mogelijk was op dezen voet voort te gaan. Grootpapa zag het toenmaals in zoowel als ik; zich