Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/185

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Hm! gij zegt daar zoo wat. Mijne schoonzuster heeft eenige jaren geleden het groote buitengoed aangekocht de Runenberg genaamd, vlak bij de uiterste grens gelegen van hetgeen eens het mijne was, en zij heeft mij toen een dergelijk voorstel laten doen, dat ik verworpen heb uit familiehaat, uit zucht om haar te contrarieeren, en allermeest omdat ik het denkbeeld niet verdragen kon voor háár, juist voor háár plaats te moeten maken."

»Dat bezwaar is nu althans uit den weg geruimd."

»Ja, Goddank! Maar gij weet niet, wat ik van die nabuurschap geleden heb. hoewel zij zelve zich nooit op haar landgoed heeft vertoond; maar zij had hare handlangers, die al ras begonnen met twist te zoeken over de rechte grensscheiding; er ontstond een proces uit om het bezit van een handbreed land, waar wij geen van beiden iets aan hebben, dat mij duizenden heeft gekost. Het: spreekt vanzelf dat zij het won, de slimme feeks; en toen het eens uitgemaakt was, begon zij nieuwe chicanes te maken en betwistte mij het recht van overtocht over een bruggetje dat tot het strookje land in kwestie had behoord tot algemeen nut en gebruik, maar door haar als uitsluitend eigendom van den Runenberg werd gemijnd. Opnieuw moest er met procureurs en advocaten gebesogneerd worden, maar tot een proces kwam het ditmaal niet, daar ik al te zeer geplunderd was om het tegen haar vol te houden; maar weer behield zij het veld, en al wat hier rondom de Werve woont heeft er den last van, want wij moeten nu een verren omweg maken om te bereiken wat vroeger door die brug nabij lag. Zoo is ’t met alles gegaan, en zij heeft in alles gezegevierd. O, dat wijf! dat’s de kanker die mijn leven heeft verteerd."

»Maar indien zich nu iemand opdeed, die hare rechten had verkregen op de aangrenzende bezittingen… "

»Gij meent op den Runenberg? Dat zou haar erfgenaam moe ten zijn! Hebt gij reden om te denken dat deze lust zou hebben het kasteel met zijn toebehooren, zooveel en zoo weinig als het nog is, onder de hand van mij te koopen?" vroeg de generaal, en er kwam leven en gloed in zijne doffe oogen, toen hij die vraag deed.

»Overberg, die wist dat ik hier heen ging, heeft mij opgedragen u te verwittigen dat er weldra gelegenheid zal zijn om de Werve op het voordeeligst over te doen."