Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/187

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

geld te beschikken, stierf hij aan eene beroerte. Ik werd voogd; maar de toeziende voogd, die er zich op scheen te zetten om het mij lastig te maken, nam een procureur in den arm, die met den code in de hand mij verplichtte om alles wat Francis toe kwam, van haar legaat zoowel als van de niet veel beduidende ouderlijke nalatenschap, op het Grootboek te plaatsen, eene zekere, dat wil ik wel toegeven, maar toch eene zeer schraal renderende plaatsing voor onzen tijd. Ik genoot de renten voor de opvoeding en het onderhoud mijner kleindochter, die meer dan dat kostte, omdat zij de caprice had den geheelen stoet bedienden van het huis haars vaders, zijn stal en equipage aan te houden, en ik, die met haar leven moest, te zwak een voogd was om de zeventienjarige iets te weigeren, wat zij met zulk eene vastheid van wil doorzette. Eindelijk bij hare meerderjarigheid en toen het mij door allerlei tegenspoed zeer slecht gegaan was, reduceerden wij onze huishouding tot het strikt noodige, naar mijn rang en positie, zooals vanzelf spreekt. Maar een aller noodlottigst samentreffen van omstandigheden maakte het noodig dat ik op eens over eene groote som gelds kon beschikken om eene gapende wonde te dekken, die, openlijk blootgelegd, ongeluk in schande zou hebben verkeerd, en mij verplicht zou hebben reeds toen mijn ontslag te nemen. Francis is heftig en eigenzinnig, dat is waar, maar zij heeft een grootmoedig karakter en een liefderijk hart voor lijdenden. Zij zelve bood mij aan, zooveel noodig mocht zijn van haar vermogen los te maken om de dreigende ramp te voorkomen. Ik moest aannemen, ik kon niet anders; maar ik nam aan als een voorschot, als een schuld die ik eenmaal hoopte te voldoen en waarvoor ik haar bij mijn over lijden het bezit van de Werve toekende."

»Maar… zij is immers uw eenig kleinkind; volgt dat dan niet vanzelf? Of… ik meen gehoord te hebben dat gij een zoon hebt gehad, generaal! Is die gehuwd en heeft die kinderen?"

»Mijn zoon is… dood!" bracht de generaal uit met haperende stem. »Hij is nooit getrouwd geweest daar ik van weet; hij heeft althans nooit mijne toestemming tot een huwelijk gevraagd noch verkregen, en zoo hij kinderen heeft nagelaten, zijn het bastaards niets dan dat!"

»Waarom dan die voorzorg, beste oom? Verschoon mij de vraag,