Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/198

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hare levenstaak, en zekeren wrevel over de positie die ons in de maatschappij is toebedeeld, terwijl daarentegen mijne zucht tot onafhankelijkheid werd gevoed en gevleid, en men aan mijn geest, aan mijn karakter zekere eigenaardigheden trachtte te geven, die men kloeke, mannelijke vorming noemde, hoewel ik later die hooggeprezen hoedanigheid veel minder bij de meeste mannen dan bij enkele vrouwen heb waargenomen. Ik deed mijne winst met die opvoeding, maar niet op de wijze die het meest gunstig was voor hunne oogmerken, want ik haatte alle bedrog en onwaarheid, en achtte dat laagheid en lafheid, terwijl het mijn lust was mij kloek en open te vertoon en vóór ieder, zooals ik was. Ik houd mij overtuigd, dat grootpapa geen deel heeft genomen in dit komplot, hetzij hij er het gevaarlijke van inzag, of dat het streed tegen zijne principes, een meisje te zien opvoeden zoo geheel à contre sens van hare bestemming; maar hij beging de zwakheid om niet ronduit voor zijn gevoelen uit te komen en zich niet rechtstreeks te verzetten tegen hetgeen hij verkeerd achtte. Alleen zijdelings contrarieerde hij het plan van sir John, schonk mij werkdoosjes en breimandjes, op een tijdstip dat ik naaien noch breien kon, en lag altijd met dr. Darkins overhoop, dien hij volstrekt niet lijden mocht en die het hem uit alle macht vergold. Er vielen dan tusschen hem en sir John discussies voor, waarvan ik iets later de beteekenis begreep, maar die daarmee eindigden, dat groot papa van garnizoen veranderde, denkelijk op eigen verzoek, en dat wij ons niet als gewoonlijk met hem verplaatsten. Rolf trok mee weg, maar de officieren en de andere heeren van de stad (de hoofdstad van de provincie), die ons huis frequenteerden, vonden er een veel te gul onthaal om niet in de gewoonte te blijven, al gebood de plicht het hun niet meer tegenover een hoofdofficier. Want sir John leefde op den voet van een Engelsch baronet die drieduizend pond te verteren heeft. Voor mij echter had er weldra eene groote verandering plaats. Ik was mijn veertiende jaar ingetreden; dr. Darkins kreeg zijn afscheid, en ik werd op eene kostschool geplaatst; een voornaam dames-instituut. Ik moet er dit wel bij zeggen, want na alles wat ik u van mijns vaders handelwijze met mij heb verteld, zoudt gij in de war kunnen raken."

»Toch niet; hetgeen gij over kostschoolmanieren gezegd hebt moet uit eigen ervaring zijn gegrepen.

»Dat is maar al te waar! Ik rookte al dapper fijne sigaartjes,