Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/210

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

het vooruitzicht dat ik nooit geld genoeg zou verdienen om al de kant, zijde en fluweel te kunnen betalen, die tegenwoordig tot de noodwendigheden van een damestoilet behooren, heb ik de striktste neutraliteit in acht genomen tegenover allen, om niet verlokt te worden van mijn beginsel af te gaan."

»En heeft datgene wat men passie noemt u dan nooit overmeesterd?"

»Ik heb niet de gewoonte mij te laten overmeesteren door wie of wat ook. Ik bezit eenige kracht om resistentie te bieden, en ik zou die gebruikt hebben zoo het geval zich had voorgedaan; maar dat is niet gebeurd. Ik had geen ledigen tijd genoeg om mij zulke distracties te geven."

»Dat wil ik van u wel gelooven, en om uwentwil verheugt het mij; maar toch spijt het mij, want nu kunt gij mij niet zeggen wat ik juist van u had willen weten."

»Zeg maar wat gij weten wilt; mogelijk kan ik u toch wel voorlichten,"

»Ik wilde weten of gij gelooft dat een degelijk man, die geen ingebeelde fat is, maar ook geen onnoozele hals, en die op menig punt van groote scherpzinnigheid bewijs geeft, niet heel gauw kan merken als een jong meisje…… hoe zal ik dat zeggen… zich met innige teederheid aan hem hecht, zelfs al wordt er geen woord tusschen hen gewisseld, dat op liefde of dergelijke gevoelens doelt?"

Ik begon verlegen te worden met mij zelven. Wat was hare bedoeling? Hier was meer naïveteit dan ik in haar kon onderstellen, of… meer arglist dan waarvan ik haar zonder beter bewijs mocht verdenken.

Ik bedacht mij een oogenblik eer ik antwoordde:

»Om u de waarheid te zeggen, Francis! ik geloof dat mannen en vrouwen beiden al heel gauw raden wat zij voor elkander kunnen zijn, en dat het veeleer uit dubbelhartigheid voortkomt dan uit ingenuïteit, zoo een van beiden verblindheid voorwendt voor hetgeen maar al te klaar uitkomt, al wordt het niet met ronde woorden uitgesproken."

»Dat is mijne opinie ook — bij later nadenken, verstaat gij; want destijds was ik zoo onervaren op deze punten als een gamin, waarvoor ik nog altijd in mijne naaste omgeving gold. De vrienden van mijn vader zagen in mij niets anders dan een slecht opgevoed meisje,