Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/241

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kwam mij zelfs voor, dat ik zoo wat als facheux troisème werd beschouwd, en om niet in den weg te loopen wilde ik naar mijne kamer gaan, toen Francis mij ter zijde riep en een biljet in de hand duwde, waarmee ik van het hulppostkantoor een aangeteekenden brief voor haar moest afhalen. »Het was beter dat de generaal daar niets van merkte, en zelve had zij vandaag geen tijd," sprak zij, niet zonder eenige verlegenheid over den dienst dien zij mij vergen moest.

»Dat is bet minste, Francis, maar waarom maakt gij nu ook zooveel drukte van dat verjaarfeest?"

»Wat zal ik u zeggen! Die lieden hier zijn dat altijd gewoon geweest, en als wij nu niets doen is het een al te sprekend bewijs van verval… De schoolmeester komt zijn feestgroet brengen met een keurbende uit de dorpsjeugd, die verzen opsnijen; de Pauwelsen komen feliciteeren; de notabiliteiten, waarmee we niet in openbaren oorlog zijn, zooals de ontvanger en dominé komen hier eten; de mogelijkheid bestaat, dat er nog de een of andere oude kennis van grootpapa komt opdagen die den dag onthouden heeft; dat alles moet een weinigje geregaleerd worden, en dat is niet af te weren tenzij we gezamenlijk de vlucht nemen, en dat gaat ook niet. Rolf was er op verdacht, en ik heb hem moeten danken voor zijne voorzienige wijsheid, want het is morgen Zondag, en dan kan men hier niets gedaan krijgen. Gelukkig ben ik nu zelve weer in bonis als gij met dien brief terugkeert. Het ergste is, dat wij voor een paar dagen onze vrijheid missen en dat ik u zoo wat links moet laten liggen. Maar neem wat geduld; daarna heb ik weer rust en tijd tot uwe beschikking."

Zoo scheidden wij, zonder te vermoeden wat er al niet tusschen zou komen eer ons die rust en vrije tijd werden gegeven voor zulk een vertrouwelijk onderhoud als ik mij voorstelde. Och, al hebben wij nog zoo’n vasten wil, en de omstandigheden zijn ons tegen, dan zijn zij de sterksten, daar is niet aan te doen; ik althans heb dat tot mijne schade ondervonden, al verzekert Potgieter ons:

't Genie blijkt toch de OMSTANDIGHEÊN te groot.


Al twijfel ik niet of hij spreekt uit ervaring, ik weet maar al te