Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/285

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

weer deerlijk hebben huisgehouden in den onbewoonden vleugel," zei de generaal. »Volgens Rolf gaan ze maar door de gebroken ruiten in en uit, en Frits heeft glasscherven gevonden tot in de perken."

»Wel grootpapa! wij mogen de arme dieren wel dankbaar zijn dat zij die moeite nemen, want het leeft daar binnen van de ratten en muizen," zei Francis gevat, maar al redde zij zich door eene aardigheid, wij waren op een gevaarlijk terrein geraakt, en ’t was maar gelukkig dat wij de Werve opreden en al terstond door Rolf werden ontvangen met het bericht dat kapitein Willibald reeds was gearriveerd. Hij had nog niet uitgesproken, of de persoon in kwestie kwam ons te gemoet en bood den generaal zijn dienst om hem bij het uitstappen te helpen. Francis was er met hare gewone vlugheid al uit gesprongen, eer ik of iemand anders zich kon aanbieden.

»Wel, Willibald, dat’s goed van je gedaan, ons kluizenaars eens te komen opzoeken," sprak Francis op luiden, gullen toon, terwijl zij gemeenzaam zijn arm nam; »en nog wel in groot tenue."

»Het feest van mijn kolonel, freule; en daarbij, ik ben om dienstzaken te Z— geweest en kon niet nalaten mij zelven het genoegen te geven bij het terugkeeren de Werve te bezoeken!"

»Braaf! Maar gij treft het nu zoo slecht met de drukte. Daar komen waarlijk de Pauweisen al aan, en de meester met de schoolkinderen. Ik moet toch even mijn hoed en mantille afwerpen. Maak intusschen kennis met mijn neef Leopold van Zonshoven, die ook op de Werve is aangeland, omdat hij te Z— moest zijn — echter niet voor dienstzaken, zoover ik heb kunnen nagaan." En met die voorstelling in ’t wilde liep zij het huis in, terwijl wij met den generaal en Rolf langzaam volgden. Kapitein Willibald, in zijne onberispelijke militaire tenue, was een man van eene fijne, slanke gestalte en een innemend voorkomen. Hij was in vollen zin wat men noemen kan un bel officier. Zijne manieren, zijn toon, zijne houding, alles in hem was onberispelijk; zoo men iets had willen aanmerken zou het dit zijn, dat hij te mooi was voor een man. De fijne, lichtbruine kneveltjes, de als met een penseel afgeteekende wenkbrauwen, die de heldere bruine oogen eer sierden dan beteekenis gaven, de blozende kleur, afgewisseld door een wit dat haast aan een damestint deed denken, de vol-