Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/298

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Haar vriend de chevalier, een soort van matamore, achtte het zijn plicht hare partij te nemen en iemand uit te dagen. Die iemand was Willibald, omdat deze zich carrément in zijn weg gesteld had, toen hij mij wilde beleedigen. Ik smeekte, ik drong Willibald, zich niet met den intrigant in te laten, die stellig geen eerlijke partij zoude zijn. Het hielp niets, hij was onverzettelijk. Grootpa zelf, die liefst geen esclandre had gewild, moest berusten; de militaire eer scheen het te eischen. Ik stond doodsangsten uit en betichtte mij zelve dat ik altijd ongeluk toebracht aan mijne vrienden. Willibald kwam op het terrein met zijne secondanten en vond er den geduchten tegenstander niet. Het voorgenomen duel had natuurlijk veel opzien gebaard en de aandacht der politie gevestigd op den »Herr Ritter;" er werd door haar naar zijne antecedenten geïnformeerd, en hij werd nu herkend als een chevalier d’industrie waarmee zij reeds vroeger had te doen gehad. Zoo ontkwam Willibald aan de eer om met dien bretteur den degen te kruisen; maar hij had er door gewonnen in mijne achting. Men zou gedacht hebben, dat de beau monde mij nu dank zou geweten hebben voor de uitdrijving van zulke intriganten uit zijn kring; toch niet. Het was Majoor Frans die het bedreven had, en sans égards voor eene barones, die, al had zij zich met een chevalier d’industrie gecompromitteerd, toch eene vrouw was van goeden toon, met uitstekend fijne manieren. Het was goed dat het gedaan was, maar het had zóó niet moeten geschieden; en bovenal had Francis Mordaunt er zich buiten moeten houden, alsof er onder al die fijn beschaafde heeren en dames één was, die den zedelijken moed zou gehad hebben om eene valsche speelster in de kaart te zien, om niet te zeggen dat ik er de naaste toe was, die mijn armen grootvader zag misleiden, zag plunderen… Maar wat doe ik die oude histories op te halen! Ik hoor al een rijtuig rollen; daar komen de gasten. Ziedaar Rolf in groot tenue, die zich in postuur stelt om voor ceremoniemeester te spelen. Bravo, kapitein! neem het maar voor mij waar, want ik moet nog een weinig aan mijn toilet verschikken."

En weg was zij, het huis weer binnen.

Daar de kapitein werkelijk in uniform was, met zijne Willemsorde op de borst, achtte ik mij verplicht om mij ook nog wat op te knappen en maakte mij uit de voeten eer de gasten uit-