Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/344

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Die verwenschte verwarde boel bij ons, toen zij eens van de been was, is er oorzaak van dat zij ’t niet gekregen heeft. Frits legt maar stompweg alles bij de papieren van den generaal."

»Die zou het haar zeker overhandigd hebben."

»Neen! want hij zelf zat als verlamd in zijn armstoel, en hij gromde als de post of de bode iets van brieven of pakketten aanbracht. Frits durfde hem met niets meer aankomen. Daarbij was hij vergramd op de freule en had bijkans geen deernis met haar ongeval. En toen zij nog maar even weer op de been was, begon dat lieve leventje met die verduivelde praktizijns, die tegen den generaal begonnen te ageeren en met executie dreigden. Toen moest hij wel kennis nemen van deurwaarders-exploiten en al dat gerei, en, helaas! de freule ook, want haar ongelukkige grootvader was al bij den eersten schok door eene herhaling van de vroegere attaque overvallen en lag er nu toe. Francis moest voor alles staan en had er volstrekt geen verstand van en ook geen geduld. Dit alles heeft mijn armen vriend den dood gedaan, en ik, ongelukkige brekebeen, ik kon niets verhinderen!" De kapitein vergat te zeggen, wat ik later vernam, dat hij, door zijn vriend een glas oude cognac toe te dienen om hem moed te geven, het zijne bijgedragen had tot den snellen afloop.

»Het weinigje dat ik bezit in den zinkput te werpen van al die schulden, zou eene stommiteit zijn geweest, en die beging ik ook niet. In ’t kort, toen wij, Willibald en ik, met nog een paar oude krijgsmakkers den generaal de laatste eer hadden bewezen (wij hadden op u al niet meer gerekend, schoon gij voor den vorm waart uitgenoodigd), toen moest er nog weer een andere bureaurot worden ingehaald: de notaris uit Arnhem, die het testament van den generaal onder zijne berusting had, en die in ’t eerst aan Francis raadde, geene concessies te doen aan den erfgenaam van freule Roselaer, die als eerste en voornaamste crediteur opkwam; maar na ampele discussies tusschen hem en Overberg kwam hij weer met een ander advies voor den dag en raadde haar, de minnelijke schikking aan te gaan, die opnieuw werd voorgesteld; maar gij begrijpt wel hoe weinig zij daarin konde treden, te eer daar alles wat men tegen haar grootvader had gedaan geschiedde als uit uw naam, door uw last."

»Ik ongelukkige, die bewusteloos op mijn ziekbed neerlag."