Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/380

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ven kwijnen aan die verlammende en afmattende kwaal, die men besluiteloosheid noemt."

»Ik voel wel dat gij gelijk hebt; maar toch, men bedenkt zich tweemaal eer men zoo kras alle hechtselen afsnijdt."

»Bedenken, neen, neen! gij moet handelen, gij moet doorzetten, en zonder vertragen, want ik blijf maar korte dagen hier, en uw lot moet beslist zijn eer ik ga, daar sta ik op."

»Nu dan, ik beloof het u; ik zal vandaag nog eene visite maken bij mevrouw Trotsenburg."

»Bij mevrouw Trotsenburg! Wat wilt gij dáár doen?"

»Mijn aanzoek bij Laura prepareeren; gij begrijpt toch wel, ik kan zoo niet met de deur in ’t huis vallen, zonder er de moeder in te kennen…

»Is mevrouw Trotsenburg de moeder uwer Laura?"

»Ja! waarom staat gij daar zoo verbaasd van op te kijken?"

»Omdat ik zelf met die mevrouw Trotsenburg kennis heb te maken; ik meende er vandaag of morgen een bezoek te brengen. Maar hoe kan het zijn, dat uws vaders zoon op zulk een intiemen voet staat met lieden, die zóó hoog in hun wapen zijn, naar ik heb hooren zeggen."

»Zij leefden op hoogen voet, dat is waar, en zij waren fier, maar zij waren beter dan hun naam op het punt van vriendelijkheid en voorkomendheid jegens anderen; de moeder vooral, die, op één gebrek na — haar bederven van Laura — een juweel van eene vrouw is. Nu moet ge weten, in mijn jongenstijd waren wij buren. Het prachtige huis, dat zij bewoonden, had een stal, maar geen tuin, iets wat wij in ons klein huurhuis op hen voor hadden. Er was zelfs een muur mitoyen met een tuindeur, die gelukkig geen oorzaak gaf tot een proces, maar de gelegenheid schonk om de kleine Laura, die uiterst teer en zwak was, binnendoor in het groen te voeren. Ik kan niet zeggen dat het waggelende speelkameraadje mij toen bijzonder aantrok, een gezonde jongen vraagt naar zoo’n tobbertje van zes of zeven niet. Maar ik kreeg er toch pleizier in om voor haar gids en beschermer te spelen, en bovenal om hare Zwitsersche bonne te plagen, qui jeta les hauts cris als ik haar optilde, in mijn bokkenwagentje zette en voortkruide den heelen tuin rond, Er werden boezeltjes gescheurd, rose jurkjes bedorven bij ’t krijgertje spelen, maar Laura’s bleeke kleur werd langzamerhand frisscher en de kleine voetjes waggel-