Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/427

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zedig lot, als gij het met mij eens zijt, dat wij ons geluk in elkander moeten zoeken en zullen vinden, dan, Laura, is er immers geen reden om langer den drang van ons hart te weerstaan…"

»Gij hebt goed spreken, in die vlaag van ongeduld die u zoo op eens is aangewaaid; maar ik zie de noodzakelijkheid niet in om ons zoo te overhaasten."

»En ik zie niet, dat er met langer wachten zooveel veranderen en verbeteren zal."

»Toch zou dat kunnen zijn… luister! Die vriend van u, die mijnheer Adelsteyn, heeft eergisteren eene entrevue gehad met mama, zooals gij mogelijk weet."

Albert boog toestemmend.

»Welnu, bij die gelegenheid heeft hij verwachtingen bij ons opgewekt, die op goeden grond rusten, en die ons een heerlijk uitzicht openen. Die oom van hem, waarmee hij gebrouilleerd is, heeft zijdelings zijn verlangen te kennen gegeven naar eene toenadering tusschen ons, hoewel wij hem niet zoo na zijn en mama in jaren niets van hem heeft gehoord, Toch heeft zij toegestemd den wenk te volgen dien Adelsteyn — ik erken het — edelmoediglijk haar gaf, om den eersten stap te doen, dien de zonderling schijnt te vergen, Om mijnentwil besloot zij er toe, want zij was vroeger op harde wijze door hem bejegend, en was nog maar half over die gevoeligheid heen. Toch heeft zij hem nu geschreven, ik heb er mijn woordje bijgevoegd — en — wie weet welke goede resultaten dit geeft!"

»Marius heeft er inderdaad goede verwachting van; maar meen niet dat die man iets voor ulieden doen zal bij zijn leven."

»Nu juist, daarom moeten wij nog geduld oefenen en ons met onze plannen niet overhaasten. Mijn hemel! de man is in de tachtig en… wie weet hoe spoedig gij eene riche héritière in mij kunt begroeten…" Zij sloeg als in verrukking de handen ineen.

»En wij zouden blijven hunkeren naar die erfenis? Foei Laura! ons geluk bouwen op geen beteren grond, dan dien van de:grijsaards dood!" Albert’s trekken namen eene uitdrukking aan van afkeuring en misnoegen, die zij niet eens opmerkte, zoozeer was zij met het vooruitzicht ingenomen.

»Een verre bloedverwant, dien ik nooit heb gezien…"

»Dat doet er niet toe; het heeft voor mij iets stuitends, en het