Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/448

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de half geopende deur, het laatste gedeelte van het gesprek gehoord; en met den vasten wil om zich nu over alles heen te zetten en niet langer onder den inkwisitorialen blik te sidderen, had zij haar aplomb hervat.

»Wel, kindlief, dat verheugt mij hartelijk! recht hartelijk!” riep de baron met levendigheid… »om uwentwil,” voegde hij er langzaam achter. »Want, ziet gij, een begaafd en bekoorlijk meisje, zooals gij zijt, kan licht veel beter partij doen. — Wat dunkt u, beste vriendin,” hervatte hij tot mevrouw Trotsenburg gewend, »zoo ik eens voor haar rondkeek naar iets dat haar meer convenieerde.”

»Ik ben erkentelijk voor de intentie, baron, maar… het heeft nog geene haast…”

»Volstrekt niet, ” voegde Laura er bij, met een coquet glimlachje, »ik ben nog gelukkig bij mijne lieve mama!”




IX.


Maar naar de opinie van den baron had het wel haast. Want een paar dagen na de theevisite kree mevrouw Ttotsenburg een briefje van hem, waarin hij verlof vroeg nogmaals een bezoek te brengen, op een door haar zelve aan te geven uur; hij wenschte een onderhoud te hebben onder vier oogen met Laura, dat in zekeren zin als een vervolg op hun laatste gesprek kon worden aangemerkt.

»Wat zal ik antwoorden?" vroeg mevrouw Trotsenburg, Laura aanziende. »Ik vrees te begrijpen…"

»Ik begrijp, lieve moeder, en — ik vrees niet! Laat hem komen," antwoordde Laura met schitterende oogen.

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De baron van Leeuwendael was diep in de zestig; toch had hij straffeloos een tiental jaren kunnen sluiken. Het is zoo, zijn haar was grijs, ja zilvergrijs, maar dat fijne glanzige wit verhoogde de frischheid van zijn teint. Hij was een van die kloeke, ongebogen grijsaards, die den blos der gezondheid op de wangen dragen, en die vroolijker en sterker zijn dan menig aankomend