Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/59

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wat onjuist is uitgevallen," viel nu kapitein Sanders in, met wien ik terstond was ingenomen om zijn ernstig en schrander voorkomen. »Permitteer mij een en ander te rectificeeren, want ik ben een vriend van luitenant Wilibald, en ik weet dat het hem hinderen zou, als zulke schets voor de ware werd uitgegeven. Het was voor hem volstrekt geen corvé freule Mordaunt op te leiden, in welk toilet zij ook goedvond zich te vertoonen, want hij hield genoeg van haar om niet wat bizarrerie over ’t hoofd te zien… Ja, ik durf zeggen, had het aan hem gestaan, zijne allerliefste future, een piepjong, stijfburgerlijk opgevoed poppetje, zou nooit zijne vrouw geworden zijn; maar de omstandigheden dwongen hem, en freule Mordaunt schijnt er het hare toe gedaan te heb ben, om hem eene fortuin te doen trouwen."

Ik dankte den kapitein in mijn hart, dat hij zoo ridderlijk de handschoen opvatte voor de waarheid tegen dat valsche tongetje, en ik had hem graag openlijk bedankt en de hand gedrukt, maar ik moest voorzichtig zijn en mijne belangstelling verbergen, wilde ik meer hooren.

»En is freule Mordaunt later nog getrouwd?" vroeg ik en trachtte de vraag zoo onverschillig mogelijk van de lippen te laten vallen.

»Wel neen!" riep de schrale oude juffer met een triomfeeren den glimlach, »Zij heeft hier, zoover men weet (en men weet hier nogal alles in dezen kring), nooit een serieusen pretendent gehad."

»Hé dat is toch vreemd; eene jonge dame die zooveel attracties scheen te hebben," merkte ik aan.

»Dat is in ’t geheel niet vreemd," viel het weeuwtje in, op een coquet sentimenteelen toon. »Aanbidders en vleiers van ’t oogenblik om zich heen te lokken, viel haar niet moeielijk; maar door \’t hart alleen wint eene vrouw ernstige genegenheid en achting, en niemand heeft ooit Francis Mordaunt au sérieux kunnen nemen, n\’en déplaise den kapitein, want zij had geen hart; zij heeft nooit van iets gehouden dan van paarden en honden."

»Gij vergeet haar grootvader," pleitte weer de kapitein.

»Nu ja! daar was ze idolaat van; maar tot haar ongeluk vergold hij het haar op eene vreemde wijze."

»Wat bedoelt ge, mevrouw?" vroeg Overberg, wiens joviaal gelaat wat betrokken was.