Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/61

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»En dat om een persoon, die in ’t geringste logement herberg nam, niet eens zijn waren naam opgaf, zooals later verteld werd, en die stellig een oplichter of valsche munter is geweest."

»Indien dat gebleken ware, zou de politie er zich mee hebben bemoeid," bracht Overberg in ’t midden.

»Zoo komt het mij ook voor," sprak de kapitein, »en ik houd voor waar, wat Wilibald Smeekens er van geloofde: dat het iemand was, die zich vroeger in den dienst niet goed had gedragen en dien zij uit medelijden naar het buitenland wilde voorthelpen."

»Hm!" uit medelijden!" sprak de oude mevrouw. »Eene jonge dame behoorde zich toch waarlijk in acht te nemen voor zulk soort van medelijden. Zich met intriganten in te laten; Ik verzeker u, dat er destijds algemeen sprake van was, haar uit onze conversatie te verbannen."

»Maar men waagde het niet, dat banvonnis uit te voeren om den wille van den kolonel, die ’t in zijne macht had het casino onmogelijk te maken en de militaire muziek te weigeren aan de buiten-sociëeit, en die ’t zeker zou gedaan hebben als hij maar iets had geraden van ’t geen er tegen zijne kleindochter broeide," sprak de kapitein, »Maar de dames legden het voorzichtiger aan; zij executeerden de arme Francis achter haar rug en… en détail,…"

»Met dat gevolg," voegde de oude juffer er bij, »dat zij zich weldra uit haar zelve terug trok."

»Neen, dat had eene andere oorzaak," zei nu het weeuwtje met een veelbeteekenend hoofdschudden; »dat kwam niet door onze bejegening, maar omdat hare eigene consciëtie tegen haar getuigde na dat geval met haar koetsier."

»Ja, dat’s waar; dat was eene fatale historie," stemde de kapitein toe, tot mijne smartelijke verbazing.

De loyale man, die blijkbaar tegen lasterzucht en verkeerde uitleggingen kampte, moest hier zwijgen.

Wat was er dan toch gebeurd? vroeg ik bij mij zelven; maar de stem stokte mij in de keel, toen ik de vraag luide wilde herhalen. Zij werd mij gespaard.

»Maar wat is er dan toch gebeurd met die dame en haar koetsier?" vroeg een gebrild heertje, dat, nieuwelings aangekomen, met het ambt van postdirecteur was belast.