Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/227

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

steund en gesterkt, dachten aan geen wijken — en Wyatt, hoewel hij met meer dan menschelijke krachtsinspanning streed en dikwijls alléén geheele drommen weerstond, zag zich terug geslagen! Nog niet ten volle ontmoedigd, week hij achteruit tot bij eene der poorten, waarvan hij meester meende te zijn: hier wilde hij versterking wachten van Carew, die nog met de Cornwallers komen moest, en op wien hij gerekend had. De poort was niet meer in de macht der zijnen, zij was achter hem gesloten! Nog hield hij moed en liet onderzoek doen naar de andere uitgangen. De boden, die hij had uitgezonden, kwamen allen terug met de tijding dat ze gesloten waren, dat de krijgslieden der Koningin ze bezet hielden.

»Wij zullen er ons doorslaan,” zeide hij, onbewogen en moedig, »en ons buiten met Carew vereenigen.”

»Reken niet meer op Carew,” riep hem een jeugdig krijgsman toe, die aansnellen kwam, en van vermoeidheid nederstortte, »hij heeft zijne lieden ontslagen en is op de vlucht naar het Noorden.”

Dat was de harteslag voor het opperhoofd der oproerlingen; de zijnen hoorden nauwelijks deze tijding, of zij verlieten hem allen. Zij hielden hunne zaak voor geheel verloren en elk hunner dacht slechts aan zelfbehoud. Ze drongen zich in de huizen der burgers waar zij zich verscholen; zij maakten zich meester van de booten, die op den Theems lagen, en roeiden naar de overzijde; sommigen, die geen vaartuig konden bereiken, trachtten over de rivier te zwemmen; doch de boogschutters der Koningin lieten die overtochten niet ongemoeid, en het meerendeel werd gevangen of gedood. Wyatt zag zijne volgelingen vluchten. Hij stond alleen, gansch alleen. Hij knerste op de tanden van spijt en teleurstelling. Een maandenlang beraamde aanslag, waarvoor hij alle krachten van geest en lichaam en fortuin had uitgeput, waarvoor hij elke deugd, elken plicht, elke trouw had van zich geworpen; waarvoor hij elke aanspraak op rust en geluk had opgegeven — in een enkelen dag mislukt! Twee groote tranen van opgekropte woede stonden in zijne oogen; maar hij drong ze weg, hij gunde zich de verlichting der tranen niet. Hij wilde wijken noch voortgaan. Hij leunde op den getrokken degen, en staarde met brandende blikken