Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/105

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zij schallen rietjes, kort en lang. Zij hief het hoofd luisterend op. Maar zij wilde niet meer hooren, verborg zich in Eros's armen en sluimerde in op zijn hart.

Den volgende dag bleef hij bij haar, en zij dwaalden aan de beek. Een weemoed dreef over den tuin, de bloemen hingen slap. Des middags werd Psyche onrustig: zij hoorde de fluit; zij zag even, in de verte, vage figuren dansen.

— Zie je niets? vroeg zij Eros.

— Neen...

— Hoor je niets? sprak zij weêr.

— Neen, antwoordde hij. Arme Psyche is ziek. En de bloemen zijn ziek met haar. O, laat Eros je weêr genezen...!

Den nacht daarop, in de armen van haar gemaal, hoorde zij de fluit. Dat schalde, brutaal, korte fanfaretjes: kom, kom, dans nu met ons; dans nu met ons: we drinken de druiven, kom... kom...!

Zij kon niet langer weerstaan.

Rillende wond zij zich los uit de armen van Eros, die sliep. Zij stond op, sloop uit den koepel, ijlde door den tuin, de lokstem tegemoet.

De bloemen aan de beek schenen haar te