Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/13

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

I.


Reusachtig massief, met driehonderd torens, op den hoogsten top van een rotsgebergte, rees het koningsslot in de wolken.

Maar de top was breed vlak als een hoogland, en het slot breidde zich mijlen er uit, met wallen, met muren van tinnen, mijlen, mijlen ver uit...

En overal rezen de torens op, verloren in de wolken, en het slot was als een stad, hoog op de rots van bazalt.

Rondom het slot cirkelden lager en verder, lager en verder, de valleien van het rijk, verschietende met horizonnen, de een achter den ander en altijd, altijd door.

Achter de kimmen daagden weêr kimmen; achter de rozige zilveren; achter de blauwende goudene; achter de grauwende bleekende neve-