Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/138

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zich ijzeren poorten, toen werd een voorhang terzij geschoven.

En Psyche trad in de gouden torenzaal.

Daar zat Emeralda in licht van duizend kaarsen, op een troon, onder een hemel, met een dicht gevolg omstuwd.

— Heilige pelgrim! sprak Emeralda. Wees welkom. Je komt me juweelen brengen?

Een koude huivering gleed als een slang over Psyche's leden, toen zij Emeralda's stem vernam. Zij had niet gedacht meer vreeze voor haar trotsche zuster te koesteren, maar nu zij haar zag en haar hoorde, viel zij bijna in zwijm van ontzetting.

Want de aanblik was allerverschrikkelijkst.

Ouder was Emeralda geworden, maar schoon was zij nog steeds. Maar zij was van een schoonheid afgrijselijk. In de met duizende kaarsen verlichte zaal, zaal van goud en email, zat op haar troon van agaath, in een nis van jaspis, Emeralda gelijk een idool. Zij had niets menschelijks meer: zij was als éen groot juweel. Zij was versteend tot juweel. Hare oogen van scherp smaragd zagen uit haar gelaat, dat was ivoorwit als chalcedoon; uit haar kroon van beryl en sardonyx vielen langs haar gelaat zes rossige vlechten neêr, stug als gouddraad, en