Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/187

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van heel ver, en een goudene zee schuimt er om... Dat hebben we éens nog gezien, maar niet zoo! Want vroeger was het begoocheling en nu...! De stranden worden duidelijker, de gouden zee zie ik golven... Chimera! Wat is dat land? Is dat de regenboog? Is dat het land van geluk en ben je er koning?

— Neen, Psyche, ik ben geen koning, en dat Land...

— En dat land...?

— Is het Rijk van de Toekomst!

— De Toekomst! De Toekomst!! O, Chimera, waar voer je me heen! Zal de Toekomst niet blijken begoocheling te zijn...

— Neen. Hier is de Toekomst. Hier is het Land. Zie het goed aan...

— Het is wijder dan de wijdste sfeer, wijder dan ik ooit wijd iets denken kon. Waar zijn de grenzen?

— Nergens.

— Hoe ver en hoe wijd is de wijdste sfeer?

— Onmeetbaar ver, onbeschrijfbaar wijd...

— En wat breidt zich om de allerwijdste sfeer heen?

— Het onzegbare en het Alles. Alles. Het.

— Het...?

— Ik weet geen namen! Op de aarde noemt men namen, hier niet...