Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/189

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ontbloeiden cherubijnengezichtjes, als rozen gewiekt...

Zij zweefde naar haar vader en Eros toe, en omhelsde hen in één omhelzing. Zij lachte, toen zij zag naderen den vlammenden Chimera, omdat zij sneller kon vliegen dan hij!

— Kom, juichte Eros.

En hij wilde haar voeren naar de poort, waar zonnestralen uitvloeiden als een pad van zonnegoud; pad, waarover verrukte zielen, samengestrengeld, binnenvaarden...

Maar de schim van majesteit hield hen een oogenblik tegen, toen zij elkaâr, liefdedronken, omhelsden, Eros en Psyche...

— Zie! zeide de schim. Zie daar beneden...

— — — — — — — — — — — — — —

Zij zagen het Rijk van Verleden, door hunne verheelijkte zinnen, duidelijk liggen, diep in den trechter der sferen. Zij zagen het slot, vervallen tot een ruïne, met nog een enkelen toren. Zij zagen Astra, oud, grijs en blind, gezeten voor haar telescoop, en turende, tevergeefs. Zij zagen hoe haar Star, even opflikkeren met een hel en laatste licht.

Toen zagen zij Astra's blinde oogen... zien. Astra zag, en zag het lichtende land, en zag hun groep van geluk en glans en