Pagina:Dames-Courant van De Gooi- en Eemlander vol 002 no 002.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
2
DAMESCOURANT VAN DE GOOI- EN EEMLANDER


Een groote gebeurtenis eischt een toilet in „grooten stijl”

MEN is geneigd te meenen, dat in dezen crisistijd van een „groote gebeurtenis”, in de uitgaande wereld althans, weinig of in ’t geheel geen sprake zal zijn. Doch men zou zich hierin deerlijk kunnen vergissen. Een schoonheidsspecialist moet eens gezegd hebben, dat ’t hem nooit beter ging dan in tijden van economische depressie, een uitspraak die ons aan ’t peinzen zet en ons doet vermoeden, dat de vrouw dan toch méér levenskunstenares is dan we eigenlijk van haar wel gemeend hebben. Redeneert zij dan niet: „Minder inkomsten, minder uitgaven.”? Het schijnt zoo. Háár conclusie is dan blijkbaar: „Waar we leven in een grauwe periode van moeilijkheden en zorgen, moeten we er door allerlei plezierige dingen den moed probeeren in te houden!” En zoo zien we dan, dat zij die er het geld voor bezitten, zich verdiepen in de nieuwe avondmode zoodra er een bijzonder feestconcert, een belangrijke tooneelpremière, een mondaine soiré of een andere „groote gebeurtenis” op het programma staat. Of de avondjapon van vorig jaar nog mee kan, of zij door een kleine verandering hier of daar nog heel goed presentabel is, zijn kwestie waarover niet eens gedacht wordt. Men wil van de „groote gebeurtenis” volle honderd procent genoegen beleven, en minstens vijftig procent daarvan schuilt in het uitzoeken en bepeinzen van een nieuw toilet en zijn talrijke bijkomstigheden.

La Mode Francaise

Van links naar rechts een avondmantel van satin met vossenbont; schuin daaronder een avondmantel van velours met een colsjaal en mouwbracelets van luchtig bont; daarnaast een robe van crèpe satin met incrustaties van lamé; tot slot een robe van fluweel met incrustaties van kant en garneering van bont.

Over het avondtoilet in „grooten stijl” valt heel wat te vertellen, maar één ding hebben alle robes en mantels gemeen: ze zijn betooverend en doen denken aan de duizend-en-een-nachtsprookjes. Wie dan ook wel eens een modieuse avondjapon van nabij heeft gezien, en vooral wie haar met gratie heeft zien dragen, zal er zich geenszins meer over verbazen, dat een dergelijk kleedingstuk een vrouw in een zoo verrukte stemming kan brengen, dat ze er zorgen, moeilijkheden, tegenslagen en heel dien deprimeerenden crisistijd door vergeet.
Met de jaren heeft de mode een heel ander karakter gekregen. Niet alleen vertoont zij andere lijnen, maar zij is tevens meer „voorbeeld” geworden in plaats van „dictator”, zooals zij vroeger — en niet ten onrechte! — genoemd werd. Dwingen en eischen doet zij niet meer. Zij geeft de vrouw volop gelegenheid zich op een eigen manier te kleeden, op de manier, die voor haar de beste, de voordeeligste moet blijken te zijn. Zijn de resultaten weinig bewonderenswaardig, dan ligt de schuld bij de vrouw zelf, niet meer bij de mode, terwijl de bemerking dat de mode zich alleen maar bekommert om de jeugdige en volmaakt gebouwde persoontjes ook niet meer opgaat. De mode biedt thans „voor elck wat wils”.

Wat biedt de mode voor de avondkleeding? In de eerste plaats een bijzondere rijkdom van weefsels: faille, taffetas, glanzend en mat satin, effen en geïmprimeerd fluweel, kant, lamé, crèpe romain, crèpe de chine, mousseline de soie, cellophane en nog heel veel meer. De stof waarnaar in den winkel het meest de bewondering uitgaat, is nog niet „de” stof voor degeen, die haar om deze bewondering koopt. Men moet een weefsel niet beoordeelen naar het effect, dat het maakt op de hand, maar men moet zich afvragen of het wel geschikt is voor het figuur. Gepailletteerde weefsels bijvoorbeeld, evenals lamé- en brocaatstoffen, vragen een onberispelijk slank figuur omdat gepailletteerde, lamé- en brocaatstoffen nooit gedrapeerd worden, maar het lichaam vrij nauw omsluiten en de lijnen er van dus scherp accentueeren. Nemen we een ander voorbeeld: taffetas is buitengewoon mooi en maakt een vlot effect, maar alleen de groote en slanke vrouw kan zich er in kleeden omdat taffetas breed en „vol” maakt, waardoor een klein en een gezet persoontje er gedrongen in zou lijken. Hetzelfde geldt voor de kleuren. Niet wat op de hand mooi is moet den doorslag geven, maar het feit of het zich aanpast bij ons figuur en onze teint. Lichte kleuren kunnen over ’t algemeen door bijna alle vrouwen, die een goed figuur hebben, gedragen worden. Het te groote en te slanke vrouwtje, evenals de vrouw, die alle moeite doet om iets van haar gewicht kwijt te raken, dienen voorzichtiger te zijn. Zij moeten hun aandacht meer geven aan de minder opvallende kleuren, die daarom nog niet minder mooi behoeven te zijn. De allerlaatste modekleuren zijn voor haar „geknipt”. Het zijn grijs en violet in een zachte, bijna schuchtere nuance. Er is nog een belangrijk punt, waarmee men bij de keuze van een kleur rekening moet houden. Bijna alle kleuren veranderen namelijk bij kunstlicht. Denkt u er dus aan, mevrouw, om bij het koopen van stof voor een avondrobe of een avondweefsel met het weefsel niet naar de voordeur van den winkel te loopen om de kleur er van te onderzoeken bij daglicht, zooals we doen met de stoffen voor een mantelpakje of een sportjurk, maar houdt de tule, het kantweefsel of het fluweel juist onder het volle lamplicht, want bij lamplicht zal de stof gedragen worden en geen enkelen keer bij daglicht.