Pagina:DeOntwikkelingVanHetSocialisme (Engels 1905).djvu/11

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
— 9 —

uitbuiters en uitgebuiten, van rijke lediggangers en arbeidende armen. Immers het was juist deze omstandigheid die het den vertegenwoordigers der bourgeoisie mogelijk maakte, zich als vertegenwoordigers niet van een bizondere klasse, maar van gansch de lijdende menschheid voor te doen. Nog meer. Van af haren oorsprong was de burgerklasse bezwaard met haar tegenstelling: kapitalisten kunnen niet bestaan zonder loonarbeiders, en in dezelfde verhouding als de middeneeuwsche gildeburger zich tot modern bourgeois ontwikkelde, in dezelfde verhouding ontwikkelde zich ook de gildegezel en de niet tot een gilde behoorende daglooner tot proletariër. En wanneer ook zeer in 't algemeen de burgerklasse er aanspraak op maken mocht, dat zij in den strijd met den adel tegelijkertijd de belangen der verschillende arbeidende klassen van dien tijd vertegenwoordigde, zoo deden zich toch bij iedere groote burgerlijke beweging, zelfstandige roeringen voor van die klasse die de meer of minder ontwikkelde voorgangster van het moderne proletariaat was. Zoo in den duitschen Hervormingstijd en in den tijd van den boerenoorlog de Wederdoopers en Thomas Münzer, in de groote engelsche omwenteling de Levellers, in de groote fransche omwenteling Babeuf. Met deze revolutionaire verzetbewegingen eener nog niet tot ontwikkeling gekomen klasse gingen overeenkomstige theoretische manifestaties gepaard; in de 16e en 17e eeuw utopische schilderingen van ideale maatschappelijke toestanden; in de 18e reeds rechtstreeks communistische theorieën (Morelly en Mably). De eisch van gelijkheid werd niet meer tot de politieke rechten beperkt, zij moest zich ook tot den maatschappelijken staat der enkelingen uitstrekken; niet alleen de klassevoorrechten moesten opgeheven worden, maar de klasseverschillen zelve. Een ascetisch, alle levensgenot ontzeggend, op Sparta voortbouwend communisme was dus de eerste verschijningsvorm der nieuwe leer. Dan volgden de drie groote utopisten: Saint Simon bij wien de burgerlijke richting zich nog naast de proletarische in zekere mate gelden deed: Fourier, en eindelijk Owen die, in het land der ontwikkelde kapitalistische productie en onder den indruk der door deze productie gewekte tegenstellingen, zijn voorslagen tot het doen verdwijnen der klasseverschillen stelselmatig ontwikkelde als rechtstreeksche voortzetting van het fransche materialisme.