Pagina:DeOntwikkelingVanHetSocialisme (Engels 1905).djvu/25

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
— 23 —

afbeeldsels, de begrippen, op zich zelfstaande, achtereenvolgens en afzonderlijk te beschouwen, vaste, starre, eens voor al gegeven voorwerpen van onderzoek. Hij denkt in louter rechtstreeksche tegenstellingen; zijn ja is ja, zijn neen is neen, wat daar buiten gaat, is uit den booze. Voor hem bestaat een ding of het bestaat niet; een ding kan evenmin tegelijkertijd het ding zelf en een ander zijn. Positief en negatief sluiten elkander beslist uit; oorzaak en gevolg staan eveneens in scherpe tegenstelling tot elkander. Deze denkwijze schijnt ons op den eersten blik uiterst klaar, wijl zij de denkwijze is van het zoogenaamd gezond verstand. Maar het gezond verstand, welk een achtenswaardige vriend het ook op het huisbakken gebied tusschen zijn vier muren is, beleeft zeer wonderbare avonturen, zoodra het zich in de wijde wereld van het onderzoek waagt, en de metaphysische opvatting, binnen welke ruime grenzen, grenzen die zich naar den aard van het onderwerp van beschouwing verruimen, zij ook gerechtvaardigd en zelfs noodzakelijk is, stuit toch vroeg of laat op een slagboom, waarbuiten zij eenzijdig, bekrompen, abstract wordt en zich in onoplosbare tegenstrijdigheden verwart, wijl zij door de afzonderlijke dingen hun verband, door hun zijn hun worden en vergaan, door hun rust hun beweging vergeet, wijl zij door de veel boomen het bosch niet ziet. Voor alledaagsche gevallen voelen wij bijv. en kunnen met zekerheid zeggen of een dier bestaat of niet; bij nauwkeuriger onderzoek vinden wij echter dat dit vaak een hoogst ingewikkelde zaak is, zooals de juristen zeer goed weten, die zich te vergeefs geplaagd hebben om een rationeele grens te ontdekken bij welke te beginnen het dooden van het kind in het moederlijf moord is; en even onmogelijk is het, het oogenblik van den dood vast te stellen, wijl de physiologie uitwijst dat de dood niet een plotselinge, oogenblikkelijke gebeurtenis, maar een zeer langdurig proces is. Evenzoo is elk organisch wezen in ieder oogenblik hetzelfde en niet hetzelfde: in ieder oogenblik verwerkt het van buiten toegevoerde stoffen en scheidt andere af: in ieder oogenblik sterven cellen van zijn lichaam af en vormen zich nieuwe; na langer of korter tijd is de stof van dit lichaam geheel en al vernieuwd, door andere stofatomen vervangen, zoodat elk georganiseerd wezen steeds hetzelfde en toch een ander is. Ook vinden wij bij nauwkeuriger onderzoek dat de beide polen