Pagina:DeVeluwe eene wandeling (Heldring & Graadt Jonckers 1845).djvu/105

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

( 97 )

werd deze uitnoodiging herhaald. Ik zeg dit omdat ík de ongekunstelde gastvrijheid van den Veluwenaar hoogelijk roe- men moet. Zij blijve wat zij geweest is, en worde nooit vaar- wel gezegd. Een volk zonder gastvrijheid is een volk zon- der geloof, hoop en liefde. Immers toch de gastvrijheid bewijst, dat men niet door eigenbelang, maar door eene hooger drijfveer geleid wordt. Dat men het "niet te huis” dezer aarde regt wete te waarderen. Dat men den vreem- deling op zijne reize naar de eeuwigheid gaarne eene bete broods en een dronk water, en een’ nacht slapens onder zijn dak gunne.

Reeds stond de honig op tafel, wit als sneeuw lag hij in de kunstige honigvaten op elkander, als eene der uitmun- tendste schotels die de aarde aan den mensch biedt. Men heeft hier een brood dat klein rog genaamd wordt, en ge- bakken is uit de fijnste bloem van het roggemeel. Dit brood, zegt men, is eigenlijk het ware brood om bij den honig te eten.

Als men glimlachende de reis van eilert door Hongarijen leest, waar hij, bij een’ landelijken postmeester, vier- entwintig uren achter elkander aan den disch gehouden werd, en de eenige pauze, die men maakte, die van een pijpje of van eene wandeling was, dan konde men zeggen dat de Veluwe er, misschien in het bestek van twaalf uren, éene wederga van opleverde; want de tafel was bijna niet ledig of er werd van nieuws opgedischt.— Dat was op een honigfeest nog zoo onnatuurlijk niet. Het was dan ook een dag zoo als ik mij zoude verbeelden kunnen, dat ik hem in mijne kindschheid onder de onvergetelijken zoude gesteld hebben. Want het kinderhart geniet gaarne vol op, en vindt zich gelukkig wanneer het telkens van nieuws opge- wekt en aangespoord wordt, om weder en wederom te ne- men, Meer vermaak was het mij de hooge mate van zindelijkheid,