Pagina:DeVeluwe eene wandeling (Heldring & Graadt Jonckers 1845).djvu/119

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

( 111 )

Heeft zij den wensch niet vervuld gezien, die de edele lavater haar bragt, op haar huwelijksfeest, dat zij met haren gade, ook hare kinderen aan de vaderzorg des Aller- hoogste kon aanbevelen; vaderlijk heeft God haar toch be- schermd, totdat zij met haren echtvriend in 's Vaders wo- ning aanlandde. Hoe schoon is dat gedicht des Godvruch- tigen zangers, hetwelk ik met schroomvalligheid in het Nederduitsch aanbied. (Dit gedicht vindt men in het oorspronkelijke, benevens een ander op haar' geboortedag, van wijlen den achtingswaardigen Duitschen predikant m. jorissen, in de Mnemosyne, stuk XIII, pag. 397.)

Mij zoo verre, Gode nader,
Zuster, bij den hemelvader,
Zal ik eens, in zielsverrukken,
Nooit gezien, aan 't hart u drukken.
Als wij zien, wat wij gelooven,
En te zamen christus loven.
Zuster, zeg mij, welke zangen
Ge op uw bruiloft moet ontvangen.
Een van vriendschaps zielverblijden,
Een van 't zoet van 't stille lijden,
Een van 't heerlijk Godenleven,
Of van 't schoon der hemeldreven,
Of die 't goddelijk vergelden,
En een betre hoop ons melden;
Die de zondaarsmin des Heeren,
Die de moedervreugde leeren.
Ach, voor alle deze dingen
Heb ik thans geen kracht te zingen.
Dit slechts kunt gij van mij vragen:
Vaderlijk zal God u dragen.
IJl hiermeê langs bloemenpaden,

6 *